Vooralsnog niet ondertekenen van ACTA
In de aangenomen motie wordt de regering verzocht “om het ACTA-verdrag niet te tekenen zolang niet onomstotelijk vastgesteld is dat het verdrag niet in strijd is met de grondrechten”. In een van de overwegingen is aangegeven dat volgens artikel 218, lid 11 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie iedere lidstaat het advies van het Europees Hof van Justitie kan inwinnen over de verenigbaarheid van een voorgenomen overeenkomst met de Europese verdragen. Tijdens het debat over de Staat van de Europese Unie van 9 februari jl. hebben minister-president Rutte en minister Rosenthal reeds aangegeven dat Nederland een ordentelijke procedure op dit gebied heeft, namelijk het vragen van advies aan de Raad van State.
Afgelopen woensdag, 22 februari, heeft Eurocommissaris De Gucht bekend gemaakt dat de Europese Commissie het Hof van Justitie van de Europese Unie gaat vragen om te beoordelen of ACTA - op enigerlei wijze - onverenigbaar is met Europese fundamentele rechten en vrijheden, zoals de vrijheid van meningsuiting en informatie, het recht op gegevensbescherming, en het recht op eigendom in het geval van intellectuele eigendom [red. zie ook IEF 10947].
Voorts heeft de regering besloten om ter uitvoering van de motie de Raad van State op grond van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State om voorlichting te vragen over deze kwestie, overeenkomstig overwogen en gevraagd in de motie, waarbij de vicepresident van de Raad van State expliciet wordt gevraagd in hoeverre hij daartoe ruimte ziet, gegeven het besluit van de Europese Commissie om aan het Hof van Justitie van de Europese Unie vragen te stellen.