DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op donderdag 29 juni 2017
IEF 16907
Rechtbank Den Haag ||
28 jun 2017
Rechtbank Den Haag 28 jun 2017, IEF 16907; ECLI:NL:RBDHA:2017:7114 (MVU tegen MFL), https://delex.nl/artikelen/vordering-auteursrecht-religieuze-maharishi-werken-strandt-bij-bevoegdheidsincident

Uitspraak ingezonden door Rutger Stoop en Sjo Anne Hoogcarspel, Brinkhof.

Vordering auteursrecht religieuze Maharishi-werken strandt bij bevoegdheidsincident

Rechtbank Den Haag 28 juni 2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:7114, IEF; 16907 (MVU tegen MFL) Auteursrecht. MVU heeft auteursrechten op de religieuze MVU-werken. MFL heeft vier van deze werken als Gemeenschapsmerk gedeponeerd. MVU vordert staking auteursrechtinbreuk. In incident verklaart de rechtbank zich onbevoegd. MVU is niet gevestigd in Nederland, zodat bevoegdheid niet kan volgen uit artikel 6 aanhef en onder e Rv op de grond dat MVU haar schade leidt in haar vestigingsplaats. Er is niet inbreukmakend gehandeld door het doen van merkaanvragen die leidden tot publicatie op de EUIPO-website. De schade die voortvloeit uit openbaarmaking kan niet aan MFL worden toegerekend, nu dit een handeling van het EUIPO is. Er kan geen grondslag voor eventuele schade worden aangenomen nu niet blijkt dat MFL de merken in de nabije toekomst gaat gebruiken. Aan de bevoegdheidsregel van art. 9 Rv wordt voorbijgegaan.

4.3. De rechtbank verwerpt het standpunt van MVU zoals hiervoor beschreven in 3.1 onder 1) a). Voorop gesteld wordt dat rechtspersonen zelfstandige entiteiten zijn die in beginsel niet kunnen worden vereenzelvigd. Voor zover MVU met haar stelling dat zij ‘de facto’ in handen is van MGCWPS, bedoelt te betogen dat MGCWPS de schade lijdt ten gevolge van de veronderstelde auteursrechtinbreuken van MFL, wordt derhalve aan deze stelling voorbijgegaan nu dit niet strookt met voornoemd uitgangspunt. MVU is niet gevestigd in Nederland, zodat bevoegdheid niet kan volgen uit artikel 6 aanhef en onder e Rv op de grond dat MVU haar schade leidt in haar vestigingsplaats. Indien MVU bedoelt te stellen dat MGCWPS als aandeelhouder van MVU schade lijdt (vanwege vermindering van de waarde van de aandelen omdat MVU de veronderstelde schade lijdt door de auteursrechtinbreuk van MFL), dan levert dit evenmin bevoegdheid op van deze rechtbank omdat MGCWPS geen partij is in de procedure.

4.4. De rechtbank gaat eveneens voorbij aan de stelling van MVU zoals hiervoor beschreven in 3.1 onder 1) b), nu de beantwoording van de vraag of in Nederland een bepaalde schade wordt geleden, pas aan de orde is wanneer de (voorgenomen) handeling die deze (dreigende) schade tot gevolg heeft, door de aangesprokene is gepleegd of aan hem kan worden toegerekend. Dat is in deze zaak niet het geval. Daarbij is van belang dat artikel 6 aanhef en onder e Rv een uitzondering is op de hoofdregel van artikel 2 Rv, wat noopt tot een restrictieve uitleg van die bepaling. Het verwijt dat MVU MFL in deze maakt, is dat inbreuk makend is gehandeld door het doen van merkaanvragen die leidden tot publicatie van de onderhavige werken op de website van het EUIPO. Dit handelen valt uiteen in I) het maken van een verveelvoudiging van de werken door het aanvragen door MFL van de MFL-merken bij het EUIPO in Spanje en II) publicatie van de aanvragen in het, via haar website te raadplegen, register van het EUIPO. Voor de onder I) beschreven handeling is Nederland geen ‘Erfolgsort’ in de zin van artikel 6 aanhef en onder e Rv, omdat de merkaanvragen zelf niet toegankelijk zijn vanuit Nederland. Het aanvragen van de MFL-merken heeft vervolgens geleid tot de onder II) beschreven publicatie daarvan op een website die vanuit Nederland geraadpleegd kon worden, maar die openbaarmaking geschiedt door het EUIPO in het kader van de procedure voor een merkaanvraag die door het EUIPO gevolgd wordt. Daarmee is die openbaarmaking een handeling van het EUIPO. Die tweede handeling kan niet aan MFL worden toegerekend om bevoegdheid op de voet van artikel 6 aanhef en onder e Rv op te baseren, enkel omdat die verondersteld onrechtmatige daad het voorzienbare gevolg is van handelen van MFL. Daaraan staat in de weg de hiervoor beschreven plicht dat artikel niet te ruim uit te leggen. Nederland is derhalve geen Erfolgsort van enig gesteld inbreuk makend handelen van MFL.

4.5. Bevoegdheid kan evenmin worden gebaseerd op de redenering zoals hiervoor beschreven in 3.1 onder 2). De plaats waarde schade “zich kan voordoen” zoals opgenomen in artikel 6 aanhef en onder e Rv dient niet zodanig ruim uitgelegd worden dat daaronder iedere plaats zou vallen waar op theoretische gronden in de toekomst mogelijk schade zou kunnen worden geleden. Nu MVU geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die erop duiden dat MFL in de (nabije) toekomst de MFL-merken in Nederland zal gaan gebruiken, is er geen grondslag om aan te nemen dat eventuele schade in Nederland zou kunnen optreden. Het enkele gegeven dat MFL ervoor zou kunnen kiezen de MFL-merken in de toekomst in Nederland te (laten) gebruiken, is daartoe onvoldoende.

4.6. Ten slotte wordt voorbijgegaan aan het standpunt van MVU dat de rechtbank bevoegdheid toekomt als forum necessitatis in de zin van artikel 9 aanhef en onder b of c Rv, althans de rechtbank begrijpt dat MVU zich op deze bevoegdheidsregel baseert. Zoals MFL terecht naar voren heeft gebracht, is een uitspraak van de Nederlandse rechter over een eventuele inbreuk van MFL op veronderstelde Nederlandse auteursrechten niet noodzakelijk voor het instellen van een nietigheidsactie gericht op de MFL-merken door MVU bij het EUIPO.

4.7. Het voorgaande betekent dat de rechtbank de vordering in het incident zal toewijzen en zich derhalve onbevoegd zat verklaren om van de vorderingen van MVU in de hoofdzaak kennis te nemen.