18 apr 2024
Vorderingen afgewezen wegens gebrek aan spoedeisend belang
Rb. Limburg 18 april 2024, IEF 22025; ECLI:NL:RBLIM:2024:1919 (Arriba tegen Mercurex). Mercurex vervaardigt in opdracht foto- en videomateriaal. Arriba is een onderneming op het gebied van (sport)voedingssupplementen. Mercurex heeft in opdracht van Arriba foto- en videomateriaal vervaardigd. Partijen hebben vervolgens in een akte regels omtrent de overdracht en levering van de auteursrechten vastgelegd. Nadat Mercurex content van de werken op haar social media had geplaatst, heeft Arriba haar gesommeerd om deze content te verwijderen. Mercurex heeft de content verwijderd, maar de door Arriba verstuurde onthoudingsverklaring niet ondertekend. Arriba vordert bij de voorzieningenrechter een bevel jegens Mercurex zich te onthouden van de inbreuk. De rechter komt echter tot het oordeel dat niet aannemelijk is gemaakt dat de door Arriba eenzijdig geformuleerde schadevergoedingsplicht rechtens afdwingbaar is en in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat deze (grotendeels) zal worden toegewezen. De vorderingen worden afgewezen bij gebreke van een voldoende spoedeisend belang. De proceskosten begroot de voorzieningenrechter op grond van 237 Rv en niet op grond van artikel 1019h Rv, omdat Mercurrex werkelijk gemaakte (IE-)kosten niet heeft onderbouwd.
4.10. De voorzieningenrechter neemt hierbij in aanmerking dat Mercurex op de mondelinge behandeling in dit kort geding zich bereid verklaard heeft om een (beknopte) onthoudings-verklaring, met de strekking van hetgeen onder I in het petitum van de dagvaarding is gevorderd, te ondertekenen. Doordat Arriba op de mondelinge behandeling, om haar moverende redenen, heeft volhard in een onlosmakelijk aan die onthoudingsverklaring te verbinden schadevergoedingsplicht van Mercurex, zoals oorspronkelijk bij de onthoudingsverklaring onder iii (bijlage 2, productie 22 dagvaarding) geformuleerd (althans heeft volhard in een vergoeding voor door haar gemaakte proceskosten conform artikel 1019h Rv), is zij zelf debet aan het feit dat die beknopte onthoudingsverklaring niet tot stand is gekomen. Immers, in dit kort geding is niet voorshands gebleken en ook onvoldoende aannemelijk gemaakt dat van een dergelijke schadevergoedingsplicht, in de mate zoals door Arriba gesteld, sprake is. Zoals Mercurex ten verwere heeft aangevoerd heeft Arriba op geen enkele wijze inzichtelijk gemaakt dat door de incidentele publicaties van Mercurex sprake is van een vertrouwens/contractbreuk tussen Arriba en haar klant, dat daardoor een belangrijke zakelijke investering verloren dreigt te gaan en Arriba daardoor in haar financiële belangen is geschaad. Voorshands, op basis van de thans ingenomen stellingen over en weer, is niet aannemelijk dat de door Arriba jegens Mercurex eenzijdig geformuleerde schadevergoedingsplicht rechtens afdwingbaar is en in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat deze (grotendeels) zal worden toegewezen.
4.11. De voorzieningenrechter zal gelet op al het vorenoverwogene de hoofd- en de daarmee samenhangende nevenvorderingen van Arriba afwijzen vanwege het ontbreken van spoedeisend belang.