31 aug 2021
Vorderingen Viruswaarheid niet toewijsbaar
Hof Den Haag 31 augustus 2021, IEF 20170; ECLI:NL:GHDHA:2021:1603 (Viruswaarheid tegen de Staat der Nederlanden) Kort geding van Stichting Viruswaarheid tegen de Staat over alle geldende coronamaatregelen. Volgens Viruswaarheid berusten de maatregelen op wettelijke regels die in strijd zijn met mensenrechten. De stichting vindt dat de maatregelen daarom direct van tafel moeten. Net als de voorzieningenrechter geeft het Haagse gerechtshof Viruswaarheid hierin geen gelijk. Door de getroffen coronamaatregelen worden weliswaar grondrechten ingeperkt, maar die inperkingen zijn volgens de toepasselijke verdragen toegestaan. Het hof heeft daarbij allereerst gelet op het doel van de wettelijke maatregelen: de bescherming van de volksgezondheid tegen de Covid-19 pandemie. Daarnaast gelden de maatregelen tijdelijk en is het beleid van de Staat erop gericht om de maatregelen waar mogelijk te versoepelen. Dat alles maakt dat geen verdragsverplichtingen worden geschonden.
5.10
Het hof beantwoordt die vraag ontkennend. Juist is dat met de door de Staat getroffen maatregelen diverse mensenrechten worden geraakt. Volgens de Stichting wordt met de maatregelen afgeweken van mensenrechten die in bepaalde verdragen zijn neergelegd, waarbij zij meer in het bijzonder heeft verwezen naar het in artikel 1 van het Eerste Protocol EVRM beschermde eigendomsrecht, het recht op bewegingsvrijheid van artikel 2 Vierde Protocol EVRM, het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van artikel 8 EVRM, het recht om in eigen levensonderhoud te kunnen voorzien zoals vastgelegd in artikel 1 Europees Sociaal Handvest, de vrijheid van ondernemerschap van artikel 16 EU Handvest, het absolute recht om terug te keren naar het eigen land, het verbod op willekeurige vrijheidsontneming en het recht om te participeren in culturele activiteiten van artikel 15 IVESCR. De Stichting heeft echter niet concreet toegelicht waaruit die afwijkingen dan telkens bestaan. In dit verband wijst het hof erop dat veel mensenrechten niet inhouden dat zij onvoorwaardelijk, onder alle omstandigheden en in alle opzichten een vrijheid aan burgers geven (‘absolute rechten’). Voor zover zij wel absolute rechten zouden zijn, heeft de Stichting niet aangevoerd in welk opzicht de maatregelen met deze rechten strijden. Zo is bijvoorbeeld niet gesteld, en blijkt ook niet, dat de maatregelen een ongerechtvaardigd onderscheid tussen mensen maken (zoals verboden is met het discriminatieverbod uit artikel 1 Grondwet en diverse verdragen), of dat zij feitelijk iemand het recht ontzeggen om terug te keren naar zijn land (zoals bedoeld in artikel 3 Vierde Protocol EVRM, waarover het hof op 18 mei 2021 een uitspraak heeft gedaan hetgeen daarin is overwogen geldt nog onverkort). Voor de niet absolute mensenrechten gelden beperkingsmogelijkheden, per recht afzonderlijk of per verdrag voor de rechten gezamenlijk. Ook voor deze rechten heeft de Stichting niet helder gemaakt in welk opzicht bijvoorbeeld de veilige afstandsregel uit het Tijdelijk besluit veilige afstand of de ingevolge artikel 4.1 Trm geldende afstands-, ordenings- en hygiënemaatregelen of andere nog geldende maatregelen (alleen of tezamen) in strijd zijn met datgene wat over die rechten en hun eventuele beperkingsmogelijkheden is geregeld in de door de Stichting genoemde artikelen in de Grondwet, het Eerste en het Vierde Protocol EVRM, het Europees Sociaal Handvest, het EU Handvest en de IVESCR.