23 feb 2017
Vraag aan HvJ EU: Is met toestemming plaatsen op openbare website beschikbaarstelling voor het publiek, wanneer het werk op een server wordt gekopieerd en van daaruit op website wordt geüpload?
Prej. vragen aan HvJ EU 23 februari 2017, IEF 16813; IT 2289; IEFbe 2183; C-161/17 (Land Nordrhein-Westfalen tegen Dirk Renckhoff) Auteursrecht. Via Minbuza: Verzoeker is beroepsfotograaf. Verweerder is de deelstaat Nordrhein-Westfalen als zijnde belast met onderwijsinspectie. Het gaat om een foto van verzoeker van de stad Cordoba die een scholiere van een school die onder verantwoordelijkheid van verweerder valt (als onderwijsinspectie) bij een in het Spaans gesteld werkstuk op de website van de school heeft geplaatst. Onder de foto staat een verwijzing naar de website waaraan verzoeker de foto voor gebruik (‘eenvoudig gebruiksrecht’) heeft afgestaan. Hij stelt dat de school zijn auteursrechtelijk reproductierecht en het recht op beschikbaarstelling voor het publiek heeft geschonden. Hij eist een verbod op het vertonen van de foto en een schadevergoeding. Verzoeker wordt in eerste twee instanties in het gelijk gesteld. De appelrechter oordeelt dat de foto valt onder auteursrechtelijke bescherming van de DUI auteurswet en dat verzoeker recht heeft op bescherming van naburige rechten. Door plaatsing op de website van de school had verzoeker niet meer de uitsluitende zeggenschap over beschikbaarstelling van zijn foto voor het publiek. Hij stelt vast dat de leerkracht Spaans aansprakelijk is omdat zij de in het kader van haar onderwijsactiviteiten op haar rustende toezicht- en controleverplichtingen niet is nagekomen.
Verweerder kan als ‘eigenaar’ van de onderneming in rechte worden aangesproken voor de vordering tot staking. De zaak ligt nu voor in ‘Revision’ bij de verwijzende rechter waarin beide partijen de afwijzing van de eisen stellen.
De verwijzende DUI rechter (Bundesgerichtshof) moet de vraag beantwoorden of hier sprake is van beschikbaarstelling voor het publiek in de zin van artikel 3.1 van RL 2001/29, wanneer het werk in eerste instantie op een server wordt gekopieerd en van daaruit op de eigen website wordt geüpload. De rechtspraak van het HvJEU, waaruit duidelijk blijkt dat het hoofddoel van de RL is een ruime betekenis te geven aan het waarborgen van een hoog niveau van bescherming van auteurs, neemt niet alle twijfel voor beantwoording van die vraag weg. Hij wijst ook op de volledige harmonisatie van de rechten uit RL 2001/29. De rechter gaat ervan uit dat in casu sprake is van een ‘handeling bestaande in een mededeling aan het publiek’ (dat niet aanwezig is op de plaats van oorsprong van de mededeling). Dit valt binnen de werkingssfeer van het artikel. Voorwaarde voor een ‘mededeling’ is dat de gebruiker met volledige kennis van de gevolgen van zijn gedrag tussenkomt om aan derden een toegang tot het beschermde werk te verlenen die zij zonder zijn tussenkomst niet zouden hebben. Hiervoor volstaat dat derden toegang hebben tot het beschermde werk waarbij geen rol speelt of zij hiervan al dan niet gebruik maken. Tegen die achtergrond moet de in casu litigieuze plaatsing van een beschermd werk op een website worden gekwalificeerd als ‘handeling bestaande in een mededeling’ in de zin van artikel 3.1 van RL 2001/29. Aan het begrip ‘publiek’ is volgens de rechter voldaan: de gebruikers van de website van de school. Om te kunnen worden gekwalificeerd als ‘mededeling aan het publiek’ in de zin van het artikel is bovendien vereist dat een beschermd werk wordt meegedeeld met gebruikmaking van een technische werkwijze die verschilt van de tot dan toe gebruikte werkwijze, of aan een publiek dat de houder van het auteursrecht niet in gedachten had toen hij toestemming gaf voor de oorspronkelijke mededeling van zijn werk. Hij stelt vast dat de scholiere geen gebruik heeft gemaakt van een andere technische werkwijze voor doorgifte van de foto. Verweerder heeft gesteld dat de link op de website waaraan verzoeker zijn foto ter beschikking heeft gesteld voor alle internetgebruikers vrij toegankelijk is. Hij wijst op rechtspraak van het HvJEU waarin is geoordeeld dat dan geen sprake meer kan zijn van ‘nieuw publiek’. Maar dat oordeel stoelt volgens de verwijzende rechter voornamelijk op de overweging dat het internet voor de door artikel 11 van het Handvest gewaarborgde vrijheid van meningsuiting en van informatie van bijzonder belang is en hyperlinks bijdragen tot een goede werking van het internet en de uitwisseling van meningen en informatie in dat netwerk (C-160/15), hetgeen in casu niet van toepassing. Het belang van houders van intellectuele eigendomsrechten gaat in dit geval voor de vrijheid van meningsuiting.
Hij legt het HvJEU de volgende vraag voor:
“Moet het plaatsen van een op een website van een derde met toestemming van de houder van het auteursrecht voor alle internetgebruikers vrij toegankelijk werk op een eigen openbaar toegankelijke website worden beschouwd als beschikbaarstelling voor het publiek in de zin van artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29/EG, wanneer het werk in eerste instantie op een server wordt gekopieerd en van daaruit op de eigen website worden geüpload?”
Afbeelding: CC-BY James (Jim) Gordon