Vrijelijk hergebruik
Kamerstuk 30571, nr. 1 t/m 5, 2e Kamer. Mediawet. Vaststelling van nieuwe regels over de organisatie en uitvoering van de publieke mediaopdracht. Koninklijke boodschap, Voorstel van wet, Memorie van toelichting en Advies Raad van State en nader rapport.
Uit de MvT: “In het gewijzigd voorstel van wet wordt in artikel 15b, tweede lid, van de Auteurswet voorgesteld dat door of vanwege de openbare macht openbaar gemaakte programmagegevens van de publieke omroep, vrijelijk mogen worden hergebruikt. Onder programmagegevens worden verstaan: namen/titels van de uit te zenden programmaonderdelen en de uitzendtijdstippen, het zogenaamde spoorboekje, alsmede de beschikbare afleveringstitels , toelichtingen et cetera. Het is aannemelijk dat op deze ruime definitie van programmagegevens (verdergaand dan het spoorboekje) behalve geschriftenbescherming ook, in internationale verdragen en Europese richtlijnen verankerd, auteursrecht rust.
Gelet op de op Nederland rustende internationale auteursrechtelijke verplichtingen, in het bijzonder op artikel 5 van de Richtlijn 2001/29/EG inzake auteursrecht en naburige rechten in de informatiemaatschappij - waar limitatief is aangegeven welke beperkingen op het auteursrecht mogen worden gemaakt -, is het niet toegestaan de publieke omroep in te perken op het op de ruime definitie van programmagegevens rustende auteursrecht, als voorzien in artikel 15b, tweede lid, Auteurswet. Daarmee zou men in strijd komen met het internationaal auteursrecht.
Verder regelt het gewijzigde voorstel van wet de verplichting dat alle gegevens gratis worden verstrekt aan iedereen die daarom verzoekt. Het kabinet ondersteunt het vrijkomen van programmagegevens in de vorm van het spoorboekje en tegen een marktconforme vergoeding, maar het thans voorliggende initiatiefvoorstel acht het kabinet een te vergaande inbreuk op de positie van de publieke omroepinstellingen, die bovendien moeilijk te rijmen is met de inzichten van de Europese Commissie. De Europese Commissie gaat ervan uit dat de publieke omroep met de commerciële exploitatie van de publieke taak op een marktconforme wijze eigen inkomsten verwerft, die terugvloeien naar de uitvoering van de publieke taak. Door voor te schrijven dat programmagegevens - zelfs wanneer deze gegevens beperkt blijven tot het spoorboekje waarop hoogstens geschriftenbescherming rust - gratis ter beschikking moeten worden gesteld, wordt de publieke omroep de mogelijkheid ontnomen hun rechten conform Europees inzicht op marktconforme wijze te exploiteren en ten goede te laten komen van de publieke taak. Aldus gaan broodnodige inkomsten voor de publieke omroep verloren. In plaats daarvan wordt met publiek geld de mogelijkheid van het behalen van commerciële winsten gefinancierd, zonder dat het publiek daar media-aanbod voor terugkrijgt.
De eenzijdigheid van de verplichting, die alleen voor de publieke omroepen geldt en niet voor de commerciële omroepinstellingen, brengt voorts de positie tussen publieke en commerciële omroepen uit balans. Publieke omroepen hebben, door het ontbreken van een verplichting op de beschikbaarstelling van de programmagegevens door commerciële omroepen, geen zekerheid dat zij in hun programmaoverzichten een volledig overzicht kunnen geven van het programma-aanbod.
De regering heeft om voornoemde redenen in de Mediawet 2007 vastgehouden aan de oorspronkelijke versie van het initiatiefwetsvoorstel, met de toevoeging van het element van een marktconforme vergoeding."
Uit het advies van de RvS: “De Raad merkt terecht op dat richtlijn 89/552/EEG, zoals gewijzigd bij richtlijn 97/36/EG, het handhaven van het voorkeursrecht niet verbiedt. De Raad merkt voorts terecht op dat bij de uitoefening van het voorkeursrecht, mochten op de programma’s auteursrechten rusten, de auteursrechtelijke beperkingen, zoals de actuele verslaglegging en de overname door de pers in de pers als voorzien in richtlijn 2001/29/EG inzake auteursrecht in de informatiemaatschappij, gerespecteerd moeten worden. De drie-stappen-toets waaraan de Raad refereert ligt besloten in de voorwaarden die aan de inroepbaarheid van de auteursrechtelijke beperkingen zijn verbonden zodat de belangen van rechthebbenden niet onredelijk worden geschaad en de normale exploitatie van de beschermde exploitaties mogelijk blijft.”