12 sep 2018
Uitspraak ingezonden door Elisa Hendriksen en Niels Mulder, DLA Piper.
Vrijwaringsverzoek LB11 toegewezen vanwege vanwege het recht en belang om de nadelige gevolgen op leveranciers te verhalen
Rechtbank Den Haag 12 september 2018, IEF 17967 (LB11 tegen Hennessy) Vrijwaringsincident. Wanneer in de onderhavige bodemprocedure wordt geoordeeld dat LB11 inbreuk makend heeft gehandeld, betekent het dat haar leveranciers, Magnolia en Atlantic Dawn, haar niet-uitgeputte waar hebben geleverd. Wat een toerekenbare tekortkoming jegens LB11 oplevert. LB11 vordert in dit incident dat LB11 wordt toegestaan Magnolia en Atlantic Dawn in vrijwaring op te roepen. LB11 heeft voldoende gemotiveerd en concreet gesteld dat ze krachtens rechtsverhouding met de leveranciers recht en belang heeft om de nadelige gevolgen van een ongunstie afloop van de hoofdzaak geheel of gedeeltelijk op de leveranciers te laten verhalen. De rechtbank staat het LB11 toe om Magnolia en Atlantic Dawn in vrijwaring te doen dagvaarden.
3.3 De termijn voor oproeping in vrijwaring zal worden bepaald als hierna vermeld. De rechtbank gaat er van uit dat voor de dagvaarden vrijwaring van Magnolia een reguliere betekeningstermijn van één week geldt en dat ten aanzien van Atlantic Dawn een betekingstermijn van drie maanden geldt overeenkomstig artikel 115 lid 2 Rv. Atlantic Dawn is immers gevestigd op Curaçao, dat niet valt onder de in artikel 115 Rv genoemde Herziene EG-betekeningsverordening noch een staat in Europa is die partij is bij het Haags Betekeningsverdrag. De stelling van LB11 dat Atlantic Dawn heeft laten weten te verschijnen op de datum waartegen zij wordt gedagvaard, zodat de voor betekening in Curaçao geldende formaliteiten niet in acht genomen hoeven te worden, vindt geen steun in het recht, zodat daaraan voorbij wordt gegaan. Gerekend vanaf de datum van dit vonnis, rekening houdend met het feit dat LB11 enige tijd moet worden gegund om daadwerkelijk tot betekening van de dagvaarding over te gaan en gelet op feestdagen rond Kerst en de jaarwisseling, wordt de zaak verwezen naar de rol van woensdag 9 januari 2019.
3.4 De rechtbank houdt de beslissing over de proceskosten aan totdat in de hoofdzaak zal worden beslist.
4.1. De rechtbank ziet geen aanleiding om - overeenkomstig het verzoek van LB11 - de termijn voor conclusie van antwoord in de hoofdzaak te bepalen op zes weken na de datum voor het aanbrengen van de dagvaardingen in vrijwaring. LB11 heeft dit verzoek gedaan teneinde de in vrijwaring op te roepen leveranciers een mogelijkheid te bieden zich aan de procedure te voegen voordat er is geconcludeerd voor antwoord in hoofdzaak. Dit verzoek wordt om proceseconomische redenen niet ingewilligd. In de hoofdzaak wordt dan ook de gebruikelijke datum bepaald voor het nemen van de conclusie van antwoord.