Gepubliceerd op vrijdag 8 april 2011
IEF 9532
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Vzr. Rechtbank Breda, 8 april 2011, LJN: BQ0583, Van de Rakt tegen Chassé Theater N.V.

Een liggend, naakt vrouwenlichaam

met gelijktijdige dank aan Rutger van Rompaey, QuestIE

Auteursrecht. Inbreuk door technisch bepaalde ontlening. Chassé Theater hangt een door een medewerker gemaakte foto op die sterk overeenkomt met de eerder door het theater aangekochte foto (‘maanlicht’) van eiseres (afbeelding boven). Eiseres stelt dat het theater hiermee inbreuk maakt op haar auteursrecht en de voorzieningenrechter volgt haar in deze stelling.

Een liggende naakte vrouw is weliswaar een veelvoorkomend thema in de kunst (vele afbeeldingen zijn als prior art overgelegd) en de inbreukmakende afbeelding had ook heel goed een nieuw en oorspronkelijk werk kunnen zijn, als uit de omstandigheden van het geval niet zou zijn gebleken was dat in dit geval feitelijk sprake is van, kort gezegd, een technisch bepaalde ontlening.

De directeur van het theater formuleerde het zelf in een eerdere email als volgt:  “Als uw foto geschikt zou zijn voor het bespreekbureau waren we vervolgens zeker met u in contact gekomen. Maar hoe mooi uw foto ook is, wij hadden deze niet kunnen gebruiken voor het bespreekbureau.”  In de woorden van de rechter is de foto  “niet het gevolg van een creatieve keuze van de maker, maar het gevolg van de louter functionele eisen, die Chassé heeft gesteld aan de opdracht die zij aan [medewerker Chassé] heeft verstrekt. Dat het model in de Afbeelding niet in het midden maar boven het midden van de Afbeelding is geplaatst is niet een creatieve keuze, maar het gevolg van een technische noodzaak omdat het noodzakelijk was dat onderin de Afbeelding een deur kon worden gemonteerd. Ook de verschillen in formaat en belichting zijn niet zozeer het resultaat van een creatieve keuze, maar het gevolg van het voldoen aan de eisen die door Chassé zijn gesteld (…)

De voorzieningenrechter concludeert dat het hoogst waarschijnlijk is dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat sprake is van inbreuk ex artikel 13 Auteurswet en dat eiseres zich daartegen op grond van artikel 1 Auteurswet kan verzetten. Het Chassé Theater dient de foto derhalve te verwijderen.

1.1. Op verzoek van Chassé en met instemming van [eiseres] heeft de voorzieningenrechter in aanwezigheid van partijen zowel de foto van [eiseres] “Maanlicht” als de foto die is afgebeeld op de wand van het bespreekbureau van het Chassé theater ter plaatse bezichtigd. In aansluiting daarop heeft -eveneens met instemming van beide partijen- in een ruimte van het Chassé theater de mondelinge behandeling plaats gevonden.

 (…)

7.3. Vooraf verdient opmerking dat in kunstuitingen het concept van een liggend, naakt vrouwenlichaam een veel voorkomend basisgegeven is. De vele door beide partijen overgelegde afbeeldingen van voornamelijk tekeningen, schilderwerken en beelden met een naakte liggende vrouw als onderwerp, illustreren dit. Een essentieel gemeenschappelijk kenmerk in veel van deze kunstuitingen wordt gevormd door het horizontale, golvende verloop van de contouren van een op de zij liggend vrouwenlichaam.
Als basisgegeven is dat element om die reden als zodanig niet geschikt om te kunnen worden aangemerkt als een element dat auteursrechtelijk is beschermd en daarom niet zou mogen worden overgenomen. Navolging van dit basisgegeven staat om die reden in beginsel vrij zolang in het nieuwe werk, andere elementen zodanig domineren dat het nieuwe werk een eigen, oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt. In zoverre volgt de voorzieningenrechter het verweer van Chassé.

7.4. Dit wordt anders bij vergelijking van de totaalindrukken van het Werk en de Afbeelding. Daar dringt zich de conclusie op dat de Afbeelding in zodanige mate de auteursrechtelijk beschermde elementen van het Werk vertoont dat de totaalindrukken die de beide werken maken, te weinig verschillen voor het oordeel dat de Afbeelding als een zelfstandig werk met een eigen oorspronkelijk karakter dat het persoonlijk stempel van de maker draagt, kan worden aangemerkt. (…)

7.5. De verschillen die kunnen worden aangewezen tussen het Werk en de Afbeelding zijn ofwel van ondergeschikt belang, ofwel niet het gevolg van een creatieve keuze van de maker, maar het gevolg van de louter functionele eisen, die Chassé heeft gesteld aan de opdracht die zij aan [medewerker Chassé] heeft verstrekt. Dat het model in de Afbeelding niet in het midden maar boven het midden van de Afbeelding is geplaatst is niet een creatieve keuze, maar het gevolg van een technische noodzaak omdat het noodzakelijk was dat onderin de Afbeelding een deur kon worden gemonteerd. Ook de verschillen in formaat en belichting zijn niet zozeer het resultaat van een creatieve keuze, maar het gevolg van het voldoen aan de eisen die door Chassé zijn gesteld, namelijk dat de belichting minder donker moest en de Afbeelding moest passen op de achterwand van het bespreekbureau.
Als eigen creatieve inbreng door de maker kan worden toegegeven dat het gebruik van kolengruis voor de achtergrond als oorspronkelijk kan worden aangemerkt.
De verschillen in de achtergrond, te weten korrelig gruis bij de Afbeelding ten opzichte van een slecht zichtbare divan bij het Werk hebben echter nauwelijks effect op de totaalindruk van het Werk en van de Afbeelding. Dat de achtergrond van ondergeschikte betekenis is voor de totaalindrukken van zowel het Werk als van de Afbeelding is een gevolg van het aansluiten door [medewerker Chassé] bij de donkere ondergrond die [eiseres] heeft gebruikt in het Werk waardoor de aandacht wordt getrokken naar het onderwerp van zowel het Werk als van de Afbeelding, namelijk de liggende naakte vrouw.

7.6. Aldus komt de voorzieningenrechter tot het voorlopig oordeel dat bij het maken van De Afbeelding niet slechts sprake is geweest van inspiratie door het Werk, doch van het overnemen van auteursrechtelijk beschermde elementen van het werk in een zodanige mate dat een vermoeden van ontlening moet worden aangenomen.
Dat vermoeden wordt versterkt door de mededelingen in het emailbericht van de algemeen directeur van Chassé aan [eiseres] van 27 januari 2011, zoals hiervoor weergegeven (…).

7.7. Uit al het voorgaande volgt dat de voorzieningenrechter het hoogst waarschijnlijk oordeelt, dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat sprake is van inbreuk ex artikel 13 Auteurswet en dat [eiseres] zich daartegen op grond van artikel 1 Auteurswet kan verzetten. De gevraagde voorzieningen zijn dan ook in beginsel toewijsbaar.

Lees het vonnis hier. PDF grosse hier.