26 okt 2016
Uitspraak ingezonden door Lars Bakers en Josine Smits, BINGH Advocaten
Werkgever aansprakelijk voor schade door illegale download van werknemer
Rechtbank Overijssel 26 oktober 2016, IEF 16340; IT 2160; ECLI:NL:RBOVE:2016:4111 (Siemens tegen X) Auteursrechtinbreuk software. Werkgeversaansprakelijkheid voor het downloaden van (illegale) software in privétijd. Werknemer van X gebruikt privélaptop (ook) voor zijn werk. Hij heeft een nieuwere versie van de software van Siemens gedownload en geïnstalleerd op zijn privélaptop; een auteursrechtinbreuk. Voor het aannemen van een 'functioneel verband' staat een fout buiten werktijd, of het op een andere plaats dan waar de ondergeschikte normaal werkzaam is, niet in de weg. Evenmin is het doorslaggevend of een fout is gemaakt met gebruikmaking middelen door de werkgever ter beschikking gesteld. Binnen X wordt (een oudere versie van) de software gebruikt voor de taken van de werknemer, wat de kans vergroot dat de werknemer een illegale versie nodig heeft. Het schriftelijk verbieden om software en apps te downloaden, leidt er niet toe dat X niet aansprakelijk is. Er kan een functioneel verband worden aangenomen, omdat binnen X (oudere) software wordt gebruikt voor de taken die werknemer heeft. Op grond van artikel 6:170 BW is X aansprakelijk voor alle schade die Siemens als gevolg van het onrechtmatig handelen van werknemer heeft geleden. Siemens zal akte nemen over de wijze van schadebegroting ex a-grond uit artikel 13 Handhavingsrichtlijn. De rechtbank staat tussentijds beroep toe.
5.1. Het meest verstrekkende verweer van X is dat geen inbreuk is gemaakt omdat de Software auteursrechtelijke bescherming ontbeert.
5.1.1. De rechtbank oordeelt als volgt. Artikel 10, aanhef en onder 12 Aw noemt expliciet computerprogramma’s als werk. Vaste jurisprudentie is dat een werk auteursrechtelijke bescherming ten deelt valt indien het “een eigen, oorspronkelijk karakter bezit en het persoonlijk stempel van de maker draagt.” Tegen de achtergrond van richtlijn 91/250/EEG van 14 mei 1991, vervangen door de richtlijn 2009/24EG van 23 april 2009 (verder: de “Softwarerichtlijn”) geldt dat een computerprogramma krachtens de Softwarerichtlijn bescherming verdient “wanneer het in die zin oorspronkelijk is, dat het een eigen schepping van de maker is” (artikel 1 lid 3 Softwarerichtlijn).
De in de Softwarerichtlijn bedoelde bescherming heeft alleen betrekking op de “uitdrukkingswijze, in welke vorm dan ook, van een computerprogramma.” Geen bescherming krachtens de Softwarerichtlijn verdienen “ideeën en beginselen die aan enig element van een computerprogramma ten grondslag liggen, met inbegrip van de ideeën en beginselen die aan de interfaces daarvan ten grondslag liggen.” Een en ander volgt uit artikel 1 lid 2 Softwarerichtlijn.5.3. Siemens c.s. heeft de aansprakelijkheid van X gegrond op artikel 6:170 BW. X heeft met klem betoogd dat – kort gezegd – werknemer geheel op ‘eigen houtje’ handelde en X voor zijn handelen niet aansprakelijk kan worden gehouden.
5.3.1. Artikel 6:170 lid 1 BW bepaalt dat degene in wiens dienst de ondergeschikte zijn taak vervult, aansprakelijk is voor schade die door een fout van een ondergeschikte aan een derde is toegebracht indien (i) de kans op de fout door de opdracht tot het verrichten van deze taak is vergroot en (ii) degene in wiens dienst hij stond, uit hoofde van de desbetreffende rechtsbetrekking, zeggenschap had over de gedragingen waarin de fout was gelegen. Kort gezegd: er moet sprake zijn van een functioneel verband tussen de opgedragen werkzaamheden en de foutieve gedraging. De aanwezigheid van een dergelijk verband wordt in de rechtspraak snel aangenomen. Uit HR 9 november 2007 (ECLI:NL:HR:2007:BA7557 (Groot Kievitsdal)) blijkt dat aan het aannemen van een functioneel verband niet in de weg staat dat het fout buiten werktijd of op een andere plaats dan waar de ondergeschikt zijn werkzaamheden normaal uitoefent, heeft begaan. Evenmin is doorslaggevend of de fout is gemaakt met gebruikmaking van zaken of middelen die door de werkgever aan de ondergeschikte ter beschikking zijn gesteld.
5.3.2. Bij deze stand van zaken is aan de criteria (i) en (ii) voldaan. Als voldoende vaststaat kan worden aangenomen dat de omstandigheid dat binnen X (een oudere versie van) de software werd gebruikt voor berekening zoals ook werknemer in het kader van de aan hem opgedragen taken verrichtte, de kans heeft vergroot dat werknemer een illegale versie heeft gedownload en verveelvoudigd. X heeft ook niet betoogd – en zo valt evenmin uit de verklaring van werknemer af te leiden – dat het gebruik van de Software niet was gerelateerd aan zijn werkzaamheden ten behoeve van X. In tegendeel: in de door X in het geding gebrachte schriftelijke verklaring van werknemer staat dat hij de ‘gekraakte’ versie heeft gebruikt omdat hij dit programma wilde leren gebruiken en dat hij in het kader van de aan hem opgedragen taken als ‘senior’ voor X-producten berekeningen maakt met FEMAP-software. Dat de juistheid van deze verklaring door Siemens c.s. in twijfel wordt getrokken, maakt dit niet anders. Siemens c.s. voert namelijk tevens aan dat aangenomen moet worden dat werknemer de ‘gekraakte’ versie van de software ook voor zijn reguliere werkzaamheden voor X zal hebben gebruikt. Wat daarvan zij: voor beide lezingen geldt dat werknemer de ‘gekraakte’ versie van de software heeft gebruikt ten behoeve van zijn werkzaamheden voor X. Voorts is mede van belang dat 47 van de 48 inbreuken zijn gepleegd gedurende werktijd en – deels – met gebruikmaking van het netwerk van X.
5.3.3. Dat X haar medewerkers schriftelijk heeft verboden om software en applicaties te downloaden, leidt er niet toe dat zij niet aansprakelijk is op grond van artikel 6:170 lid 1 BW. Uit vaste jurisprudentie volgt dat ook ten aanzien van ‘verboden gedragingen’ een functioneel verband kan worden aangenomen. Noodzakelijk, maar ook voldoende is het downloaden, installeren en het gebruiken van professionele software binnen de zeggenschap van X viel. Vgl. HR 12 april 2002 (ECLI:NL:HR:2002:AD9124), NJ 2003, 138, Heijboer/De Branding).
5.4. Het voorgaande leidt tot de (tussen)conclusie dat (i) de vorderingen I, II, III en V, op nog nader te bepalen wijze toewijsbaar zijn en (ii) X aansprakelijk is voor de schade die Siemens c.s. als gevolg van de inbreuken heeft geleden. Met betrekking tot de hoogte van de schade oordeelt de rechtbank als volgt.
5.4.1. Siemens c.s. vordert een bedrag van 135.814 euro exclusief btw ter zake van gederfde licentievergoeding. Zij stelt een abstracte wijze van schadevaststelling voor, waarbij moet worden vastgesteld wat X zou hebben moeten betalen indien zij toestemming zou hebben verkregen om de daadwerkelijk gepleegde handelingen te verrichten. Aangezien – zo vat de rechtbank het standpunt van Siemens c.s. samen – X met de ‘gekraakte’ versie van de Software alle modules en alle functionaliteit kon gebruiken, dient de schade conform de Handhavingsrichtlijn te worden vastgesteld op het bedrag dat X had moeten voldoen indien zij licentie van het gehele pakket (dus alle modules) had gekocht.
5.4.2. X wijst erop dat zij nooit zou hebben ingestemd met aanschaf (en onderhoud) van alle modules van de Software tegen betaling van een bedrag van 135.814 euro. Zij beschikt immers al over twee geldige licenties voor een aantal modules van (een eerdere versie) van de Software. Zij heeft wel aanschaf van nieuwe versies van modules overwogen, maar daarvan afgezien omdat – in tegenstelling tot eerdere berichten – de oude versie ook bruikbaar bleef toen zij het besturingssysteem van haar computers een upgrade gaf.
5.4.3. De rechtbank overweegt als volgt. De rechter begroot de schade op de wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is (artikel 6:97 lid 1 BW), waarbij uitgangspunt is dat de benadeelde zoveel mogelijk in de toestand wordt gebracht waarin hij zou hebben verkeerd indien de schadeveroorzakende gebeurtenis zou zijn uitgebleven en dus dat – zoveel mogelijk – de schade wordt berekend met inachtneming van alle omstandigheden van het concrete geval. Artikel 27 lid twee Aw is ingevoerd in het kader van de implementatie van de Handhavingsrichtlijn (Richtlijn 2004/48 EG PbEU 2004, L l57/45) en bepaalt dat de rechter “in passende gevallen” de schadevergoeding als een fortfair bedrag kan vaststellen.
In artikel 13 van de Handhavingsrichtlijn worden, - facultatief -, twee wijzen van schadeberekening voorgesteld.
Begroting van de schadevergoeding kan plaatsvinden op concrete wijze, rekening houdende met “alle passende aspecten, zoals de negatieve economische gevolgen, waaronder winstderving, die de benadeelde partij heeft ondervonden, de onrechtmatige winst die de inbreukmaker heeft genoten en, in passende gevallen, andere elementen dan economische factoren, onder meer de morele schade die de rechthebbende door de inbreuk heeft geleden” (de a-grond uit artikel 13 van de Handhavingsrichtlijn).5.4.5. Aangezien het partijdebat beperkt is gebleven tot begroting van de schade aan de hand van de b-grond en de rechtbank schadebegroting aan de hand van deze maatstaf niet passend acht, ziet de rechtbank aanleiding om Siemens c.s. alsnog in de gelegenheid te stellen zich bij akte uit te laten over de vraag of zij (nader) bewijs wenst bij te brengen van haar schade, begroot aan de hand van de a-grond. In dat geval dient Siemens c.s. dus concreet, gemotiveerd en aan de hand van een deugdelijke en inzichtelijke onderbouwing uiteen te zetten wat de omvang is van de negatieve economische gevolgen waaronder (i) winstderving, die zij heeft ondervonden, de (ii) onrechtmatige winst die X heeft genoten en/of (iii) andere elementen dan economische factoren, onder meer de morele schade die zij door de inbreuk heeft geleden. Indien zij daarvan afziet, zal de rechtbank de schade ter zake van de gederfde licentievergoeding begroten op voormeld bedrag van €24.780,00.
5.6.1. Het primaire verweer van X houdt in dat dit onderdeel van de vordering moet worden afgewezen omdat deze schade niet aan haar kan worden toegerekend, aangezien deze niet voortvloeit uit een gebeurtenis waarvan de aansprakelijkheid op X berust. Dit verweer snijdt naar het oordeel van de rechtbank geen hout. Op grond van artikel 6:170 BW is X aansprakelijk voor alle schade die Siemens als gevolg van het onrechtmatig handelen van werknemer heeft geleden. Niet valt in te zien op welke grond schade ex artikel 6:96 lid 2 BW hiervan zou zijn uitgesloten.
6. De beslissing
De rechtbank
6.1. Bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 23 november 2016 voor het nemen van een akte door Siemens c.s. over hetgeen is vermeld onder 5.4.5, waarna de wederpartij op de rol van vier weken daarna een antwoordakte kan nemen,
6.2 Bepaalt dat van dit vonnis hoger beroep kan worden ingesteld voordat het eindvonnis is gewezen,
6.3. Houdt iedere verdere beslissing aan
Zie ook: Siemens tegen Maverick, "Risicoaansprakelijkheid werkgever voor illegale kopie CAD-software op laptop en opzegging licentie" (IEF 16196)