Wijziging van art. 53b ROW 1995 – een paar kanttekeningen
P.A.C.E. van der Kooij, Wijziging van art. 53b ROW 1995 - een paar kanttekeningen, IEF 11781.
Een bijdrage van Paul van der Kooij, Universiteit Leiden.
Deze week werden wij verblijd met de komst van het langverwachte wetsontwerp betreffende de wijziging van art. 53b ROW 1995 in verband met de invoering van een beperkte veredelingsvrijstelling [red. IEF 11759]. Het voorstel beoogt in het bijzonder om aan art. 53b een lid toe te voegen dat als volgt luidt:
“2. Het recht, bedoeld in artikel 53a, strekt zich evenmin uit over handelingen met biologisch materiaal die dienen tot het kweken of ontdekken en ontwikkelen van nieuwe plantenrassen.”
De vrijstelling zal dus alleen gaan gelden voor het gebruik voor veredelingsdoeleinden van op grond van de ROW 1995 beschermd biologisch materiaal, maar niet voor de commerciële exploitatie van als gevolg van die veredeling gecreëerde rassen (de zg. volledige vrijstelling). De introductie van deze vrijstelling heeft als doel de tussen “traditionele” kwekers enerzijds en (vooral) biotechnologische bedrijven anderzijds ontstane scheve verhouding gedeeltelijk recht te trekken.
De Memorie van Toelichting (MvT) omschrijft het nut van de vrijstelling als volgt:
“Het voordeel dat met deze vrijstelling aan veredelaars wordt geboden, ligt vooral in de besparing van kosten en tijd. Een plantenveredelaar kan voortaan zonder tijdverlies, of zonder daartoe strekkende licentie-overeenkomst met de octrooihouder(s) gebruik maken van het beschikbare biologisch materiaal. Deze vrijstelling levert bovendien rechtszekerheid op omdat een veredelaar niet beticht kan worden van octrooi-inbreuk indien hij gebruik maakt van octrooirechtelijk beschermd biologisch materiaal voor plantenveredeling, voor zover dat niet onder de onderzoeksvrijstelling van artikel 53, derde lid, ROW 1995 zou vallen.”
In het onderstaande plaats ik enkele kanttekeningen bij dit wetsvoorstel en de daarbij gevoegde stukken (MvT, advies van de Raad van State en Nader Rapport).
(...)
Tot slot:
Het wetsvoorstel zal ongetwijfeld in een aantal gevallen enig soelaas bieden aan veredelaars. Dat neemt niet weg dat een kweker die gebruik heeft gemaakt van geoctrooieerd plant materiaal na jarenlang veredelen alsnog geheel afhankelijk is van de medewerking van de octrooihouder(s) om tegen billijke voorwaarden een licentie te verkrijgen voor de exploitatie van het ras. Een dwanglicentie is geen serieus alternatief.
Het valt te hopen dat het recent verschenen rapport-Samenloop op niet al te lange termijn tot oplossingen leidt die alle betrokken partijen tot (nog meer) tevredenheid zullen stemmen.