Gepubliceerd op vrijdag 21 oktober 2022
IEF 21037
Rechtbank Midden-Nederland ||
7 sep 2022
Rechtbank Midden-Nederland 7 sep 2022, IEF 21037; ECLI:NL:RBMNE:2022:3945 (Eiseres tegen gedaagde), https://delex.nl/artikelen/winst-uit-exploitatie-cd-s-moet-gedeeltelijk-worden-afgedragen

Winst uit exploitatie CD's moet gedeeltelijk worden afgedragen

Rb. Midden-Nederland 7 september, IEF 21037; ECLI:NL:RBMNE:2022:3945 (Eiseres tegen gedaagde) Eiseres is de echtegenote van A. Eind 2020 was A terminaal ziek. Zijn vrienden en collega’s hebben hem toen een cd gegeven. Op die cd staan liederen die A heeft geschreven en grotendeels ook gecomponeerd en die door de vrienden en collega’s zijn uitgevoerd. Gedaagde is de broer van A, hij heeft aan de productie van de CD meegewerkt. A is in 2021 overleden. Eiseres is zijn enige erfgenaam en de executeur van zijn nalatenschap. Omdat haar hoofd na zijn overlijden niet naar de exploitatie van de cd stond, heeft gedaagde die exploitatie met haar instemming ter hand genomen en deze uitbesteed aan een stichting. Tussen partijen is ruzie ontstaan over de exploitatie van de CD. Eiseres vordert onder meer winstafdracht van de opbrengsten van de verkochte CD's. De rechtbank veroordeelt gedaagde om 66,6% van de winst aan eiseres af te dragen.

2.13. De hoofdvraag is vervolgens welk deel van dat winstbedrag enerzijds aan [eiseres] en anderzijds aan [gedaagde] toekomt. Voor het antwoord op die vraag is van belang dat partijen eind 2020 hebben gesproken over hoe de opbrengst van de exploitatie van de cd tussen [A] en [gedaagde] zou worden verdeeld, maar dat over die verdeling geen overeenstemming is bereikt. Ook is van belang dat niet is gebleken dat toen overeenstemming is bereikt over het (nu door [gedaagde] aangehangen) uitgangspunt dat [gedaagde] zowel recht had op vergoeding van zijn arbeidsinspanningen (en die van zijn echtgenote) in het kader van de exploitatie van de cd ( [gedaagde] neemt in zijn opstelling immers in het voordeel van hemzelf en zijn echtgenote arbeidskosten op ten bedrage van € 16.240,00 en € 14.392,00), alsook op een aandeel in de winst, te berekenen na aftrek van die arbeidskosten. Dat uitgangspunt is een ongerijmd uitgangspunt, omdat het betekent dat [gedaagde] een dubbele vergoeding zou ontvangen voor zijn inspanningen rond de exploitatie van de cd. Een andere mogelijkheid zou in theorie kunnen zijn dat die dubbele vergoeding gerechtvaardigd is, omdat [gedaagde] werkzaamheden heeft verricht bij de productie van de cd en bij de exploitatie ervan, maar dat is niet (voldoende duidelijk) door [gedaagde] gesteld en strookt bovendien niet met het feit dat de vrienden en collega’s die bij de productie van de cd als cadeau voor [A] betrokken waren blijkens de opstelling van [gedaagde] , zie 2.5., geen arbeids- of andere kosten in rekening hebben gebracht. Weliswaar zijn in die opstelling kosten opgenomen van musici en van een videoclip, maar dat zijn (naar de rechtbank begrijpt) kosten van personen die niet behoren tot de kring van vrienden en collega’s die de cd aan [A] cadeau hebben willen doen en die daarom wel op een vergoeding van hun werkzaamheden aanspraak hebben gemaakt. Ook is hier van belang dat de cd door de genoemde groep van vrienden en collega’s aan [A] is gegeven en dat niet is gesteld of gebleken dat bij die gift een voorbehoud is gemaakt, in die zin dat uit de exploitatiewinst van de cd nog een vergoeding zou moeten worden voldaan voor de productie-activiteiten van [gedaagde] . Bij gebreke van tussen [eiseres] en [gedaagde] bestaande overeenstemming over het bedoelde uitgangspunt, kan dat uitgangspunt daarom niet als maatstaf dienen voor beantwoording van de voormelde hoofdvraag. 

2.14. De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de bedoelde hoofdvraag slechts langs één van de volgende twee lijnen kan worden beantwoord: of [gedaagde] krijgt zijn exploitatie-inspanningen (en die van zijn echtgenote) op uurbasis vergoed of hij krijgt die inspanningen uitsluitend vergoed door (op basis van een in redelijkheid vast te stellen verdeelsleutel) te delen in de winst die de cd opbrengt (en die is berekend zonder dat zijn arbeidskosten daarop al in mindering zijn gebracht). Het standpunt van [eiseres] sluit aan bij de eerste lijn, omdat zij goed vindt dat [gedaagde] voor zijn exploitatie-inspanningen een redelijke vergoeding ontvangt. Het feit dat [gedaagde] in zijn opstelling een dergelijke vergoeding heeft opgenomen betekent echter niet zonder meer dat ook hij die lijn wenst te volgen. Nu op dit punt dus geen overeenstemming tussen partijen bestaat, zal de rechtbank zelf beoordelen welke verdelingssystematiek hier naar redelijkheid en billijkheid van toepassing is. Daarbij zal de rechtbank uitgaan van een percentage van het exploitatieresultaat, omdat die benadering aansluit bij wat partijen eind 2020 voor ogen hebben gehad. Uit de (in zoverre niet - voldoende - door [eiseres] weersproken) stellingen van [gedaagde] leidt de rechtbank namelijk af dat zij destijds samen de modaliteit voor ogen hadden dat de exploitatie-inspanningen van [gedaagde] hem recht gaven op een percentueel aandeel in de winst en niet op een urenvergoeding. Dat, zoals [eiseres] stelt, op enig moment tijdens een tv-uitzending over de cd, is gezegd ‘ […] ’ en dat [gedaagde] daarbij instemmend heeft geknikt, is van onvoldoende gewicht om tot een ander oordeel te leiden. Die omstandigheid strookt immers al niet met de door [eiseres] voorgestane redelijke urenvergoeding voor de exploitatie-inspanningen van [gedaagde] (en zijn echtgenote).

2.15. De rechtbank stelt het aan [gedaagde] toekomende aandeel in de winst vast op 33,3% om de volgende redenen. In zijn incidentele conclusie van antwoord (die bij antwoord in de hoofdzaak is herhaald) heeft [gedaagde] weliswaar gesteld dat eind 2020 tussen partijen twee verdeelsleutels zijn besproken, maar uit zijn productie 3 bij die conclusie volgt dat de nadruk in die bespreking heeft gelegen op de verdeelsleutel dat [A] 50% kreeg, [gedaagde] 25% en dat 25% werd gereserveerd voor een toekomstige productie (in het kader van de artistieke nalatenschap van [A] ). [eiseres] heeft tijdens de mondelinge behandeling bij monde van haar raadsman gezegd met die variant akkoord te gaan, zodat de rechtbank dat als uitgangpunt neemt. Tussen partijen staat vast dat er in de toekomst geen sprake meer zal zijn van zo’n gezamenlijk te realiseren productie vanwege de verstoorde onderlinge verhoudingen. Dat roept de vraag op welke bestemming de desbetreffende 25% uit de genoemde verdeelsleutel dan moet krijgen. Wanneer die 25% tussen partijen wordt verdeeld conform de al aan hen toekomende delen (50%-25% oftewel 2:1), leidt dat ertoe dat [eiseres] 66,6% toekomt en [gedaagde] 33,3%. Dat is een redelijke uitkomst, omdat aangenomen mag worden dat de opbrengst van een toekomstige productie, als die gezamenlijk zou zijn gerealiseerd, in dezelfde verhouding (2:1) tussen partijen zou zijn verdeeld.