Gepubliceerd op maandag 29 juli 2024
IEF 22161
Rechtbanken ||
24 jul 2024
Rechtbanken 24 jul 2024, IEF 22161; ECLI:NL:RBMNE:2024:4323 (Sena tegen Ziggo), https://delex.nl/artikelen/ziggo-is-niet-langer-vergoedingen-verschuldigd-voor-de-uitzending-van-fonogrammen-op-televisie

Ziggo is niet langer vergoedingen verschuldigd voor de uitzending van fonogrammen op televisie

Rb. Midden-Nederland 24 juli 2024, IEF 22161; ECLI:NL:RBMNE:2024:4323 (Stichting Sena tegen Ziggo). Het hier onderhavige geschil tussen Sena en Ziggo is ontstaan door het Atresmedia-arrest van het Hof. Daarin wordt artikel 8 VLN-richtlijn zo uitgelegd dat de genoemde vergoedingsplicht niet geldt bij de openbaarmaking van een synchronisatie (tv-programma waarin fonogrammen zijn verwerkt), omdat in dat geval niet langer sprake is van enkel een fonogram. In dat kader heeft Ziggo de tussen haar en Sena vastgelegde overeenkomst voor de betaling voor de doorgifte van programma´s van buitenlandse omroepen waarin fonogrammen zijn verwerkt, per 1 april 2022 opgezegd. Sena stelt primair dat het Atresmedia-arrest geen gevolgen heeft voor artikel 7 WNR, gelet op het feit dat artikel 8 VLN-richtlijn minimumharmonisatie betreft en de Nederlandse wetgever heeft bedoeld dat ook de combinatie van beeld en geluid onder het reproductiebegrip valt. Subsidiair stelt zij dat de vergoedingsplicht van kabelexploitanten als Ziggo nog steeds zou volgen uit artikel 2 en 6 WNR.

De rechter oordeelt dat het reproductiebegrip van een fonogram zoals die is opgenomen in artikel 7 WNR onder de werking van het Atresmedia-arrest valt, nu dat voortvloeit uit de autonome, Unierechtlijke uitleg van het in artikel 8 lid 2 VLN-richtlijn genoemde reproductiebegrip. De toepassing van artikel 7 WNR vervalt dan ook met betrekking tot synchronisaties. Dat wil echter niet zeggen dat hetzelfde geldt voor de verbodsrechten van artikel 2 en 6 WNR, aangezien de in artikel 7 WNR opgenomen vergoedingsregeling een uitzondering vormt op de algemene verbodsbepalingen. De verbodsrechten worden niet rechtstreeks geraakt door het Atresmedia-arrest, hetgeen betekent dat de Nederlandse wetsgeschiedenis bij de uitleg daarvan nog een rol kan spelen. Ondanks het feit dat de Nederlandse wetgever het reproductiebegrip in de verbodsbepalingen ook heeft willen laten zien op synchronisaties, kan het verbodsrecht van producenten van fonogrammen (artikel 6 WNR) niet meer worden ingeroepen. In dit artikel wordt namelijk uitdrukkelijk gesproken van het reeds door het Hof uitgelegde begrip 'fonogram'. Uitvoerende kunstenaars maken daarentegen nog wel aanspraak op een vergoeding op grond van hun verbodsrecht (artikel 2 WNR), omdat het betreffende artikel slechts spreekt van de "opname van een uitvoering of een reproductie daarvan". De subsidiaire vordering van Sena wordt deels toegewezen.

4.7. De Nederlandse wetsgeschiedenis is op dit punt niet (langer) relevant. Het in artikel 8 lid 2 VLN-richtlijn genoemde reproductiebegrip wordt door het Hof van Justitie EU in het Atresmedia-arrest namelijk autonoom en uniform uitgelegd. En wel in die zin dat wanneer beeld en geluid eenmaal zijn samengevoegd er niet langer sprake is van een reproductie van een fonogram en er dus ook geen billijke vergoeding verschuldigd is voor uitzending van die synchronisatie. Hoewel deze richtlijn geen rechtstreekse werking heeft, moet de nationale rechter de daarmee corresponderende nationale bepalingen wel richtlijnconform uitleggen. Met een dergelijke autonome en uniforme uitleg door het Hof van Justitie EU is er geen ruimte meer voor een andere (ruimere) uitleg van datzelfde begrip door de individuele lidstaten. Zou dat wel het geval zijn, dan zou dat de gewenste doorwerking van het Unierecht in de individuele lidstaten doorkruizen. Artikel 7 WNR moet dus zo worden gelezen dat de naburigrechthebbenden op grond daarvan geen billijke vergoeding kunnen vorderen voor synchronisaties.

4.14. Dit betekent nog niet dat het vaststaat dat de verbodsrechten van artikelen 2 en 6 WNR ook daadwerkelijk kunnen worden ingeroepen. In artikel 6 lid 1 onder c. WNR wordt immers eveneens gesproken over het openbaar maken van een door de fonogrammenprodu-cent vervaardigd fonogram of een reproductie daarvan, gelijk aan de bewoordingen van artikel 7 WNR. Gelet op het oordeel van het Hof van Justitie EU dat het fonogram na synchronisatie zijn status als fonogram verliest, moet dit ook tot gevolg hebben dat het verbodsrecht van artikel 6 WNR bij synchronisaties niet meer kan worden ingeroepen. Het is uit wetssystematisch oogpunt immers niet wenselijk als gelijke begrippen in verschillende artikelen (om welke reden dan ook) verschillend worden uitgelegd.

4.15. Het voorgaande geldt niet voor het in artikel 2 WNR neergelegde (algemene) verbodsrecht dat door de uitvoerend kunstenaar kan worden ingeroepen voor zover het gaat om uitzending van televisieprogramma’s waarin zijn/haar muziek (synchronisaties) is verwerkt. In dit artikel wordt namelijk gesproken over de “opname van een uitvoering of een reproductie daarvan”. Die opname is niet beperkt tot uitsluitend geluiden zoals dit bij een fonogram het geval is, zo blijkt uit de definities in respectievelijk artikel 1 onder a, b en c WNR. Het gebruik (reproductie) van die opname in bijvoorbeeld films of televisie-programma’s verandert de status van de opname niet, zoals dat bijvoorbeeld bij een fonogram wel gebeurt6. Het verbodsrecht kan daarmee onverkort geldend worden gemaakt door de uitvoerend kunstenaar.