24 apr 2024
Advies OCNL is geen besluit in de zin van art. 1:3 Awb
RvS 24 april 2024, IEF 22019; ECLI:NL:RVS:2024:1710 (Appellant tegen OCNL). De Dienst Wegverkeer heeft op 18 juli 2019 op grond van artikel 84 van de Rijksoctrooiwet 1995 een verzoek ingediend bij het Octrooicentrum om advies uit te brengen over twee octrooien, NL1042756 en NL1042286, waarvan appellant octrooihouder was. Het Octrooicentrum heeft vervolgens twee adviezen uitgebracht, waartegen appellant bezwaar heeft ingesteld. Het Octrooicentrum heeft dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat de adviezen volgens hem niet op rechtsgevolg zijn gericht en daarom geen besluiten zijn als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht. Appellant betoogt dat de adviezen van het Octrooicentrum wel besluiten in de zin van artikel 1:3 van de Awb zijn. Appellant heeft echter afstand gedaan van de in het geding zijnde octrooien, waardoor het procesbelang bij het hoger beroep komt te vervallen en appellant niet-ontvankelijk wordt verklaard. De rechtbank is verder van oordeel dat de adviezen waartegen eiser bezwaar heeft gemaakt, geen besluiten zijn zoals bedoeld in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.
7. De Afdeling ziet ten behoeve van de duidelijkheid voor partijen en de rechtspraktijk aanleiding ten overvloede het volgende te overwegen. De rechtbank heeft onder overweging 5.3 van de aangevallen uitspraak het volgende geoordeeld: "De rechtbank is van oordeel dat de adviezen waartegen eiser bezwaar heeft gemaakt, geen besluiten zijn zoals bedoeld in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Zoals verweerder terecht heeft gesteld, hebben de adviezen geen rechtsgevolg, omdat de octrooien waarop de adviezen zien ook na afgifte van het advies van kracht blijven. Dit geldt ook als wordt geadviseerd tot nietigheid van de octrooien, zoals in dit geval is gebeurd. Het feit dat de verzoeker van het advies (RDW) door het uitbrengen van het advies ontvankelijk is in een vordering tot vernietiging van de betreffende octrooien, brengt op zichzelf nog geen verandering in de rechtspositie van eiser mee. De verandering in rechtspositie ontstaat namelijk pas nadat een uitspraak op een ingediende vordering is gedaan. Dat een advies van verweerder vaak zou worden gevolgd in een uitspraak op een vordering, zoals eiser betoogt, doet aan het voorgaande niets af." De Afdeling kan zich met dit oordeel van de rechtbank verenigen.