Octrooirecht  

IEF 22641

Hof wijst verzoek Bayer tot schorsing af: Zuid-Afrikaanse uitspraak over rivaroxaban-octrooi niet doorslaggevend voor Nederlandse procedure

Hof Den Haag 25 mrt 2025, IEF 22641; ECLI:NL:GHDHA:2025:499 (Sandoz tegen Bayer), https://delex.nl/artikelen/hof-wijst-verzoek-bayer-tot-schorsing-af-zuid-afrikaanse-uitspraak-over-rivaroxaban-octrooi-niet-doorslaggevend-voor-nederlandse-procedure

Hof Den Haag 25 maart 2025, IEF 22641, LS&R 2288; ECLI:NL:GHDHA:2025:499 (Sandoz tegen Bayer). Bayer heeft een behandeling voor trombo-embolische aandoeningen ontwikkeld met het middel rivaroxaban. Voor dit middel is Bayer houdster van het Europees octrooi EP 1 845 961 B1 (hierna: EP 961). Daarnaast was Bayer ook houdster van Europees octrooi EP 1 261 606 BI en een aanvullend beschermingscertificaat met nummer 300370 (hierna: ABC 370) op basis hiervan. Sandoz heeft aangekondigd om vanaf 1 april 2024 een geneesmiddel op basis van rivaroxaban op de Nederlandse markt te brengen en heeft daartoe al meerdere handelsvergunningen verkregen. Op 22 april 2022 heeft Bayer Sandoz gewezen op het bestaan van ABC 370 en andere octrooien met betrekking tot rivaroxaban, waaronder EP 961. Daarbij heeft Bayer Sandoz verzocht te bevestigen dat zij in Nederland geen rivaroxaban-product op de markt zou brengen. Sandoz weigerde deze bevestiging te geven, en is als reactie op het verzoek een nietigheidsprocedure gestart. In eerste aanleg oordeelde de rechtbank echter dat het octrooi van Bayer geldig is [zie IEF 21769]. Hiernaast loopt tussen Bayer en een Zuid-Afrikaanse geneesmiddelenproducent (niet gelieerd aan Sandoz) een procedure over de geldigheid van een Zuid-Afrikaans octrooi, waarvan een conclusie lijkt op conclusie 1 van EP 961. Op 12 december 2023 verklaarde de Zuid-Afrikaanse rechter dit octrooi ongeldig, waarna Bayer in beroep is gegaan. In dit incident vordert Bayer schorsing van de procedure in de hoofdzaak, in afwachting van de uitkomst van een procedure tussen haar en de producent in Zuid-Afrika.

IEF 22633

Voorzieningenrechter wijst inbreukvorderingen in octrooizaak over trappanelen toe

Rechtbank Den Haag 26 mrt 2025, IEF 22633; ECLI:NL:RBDHA:2025:5121 (VIC tegen DDW), https://delex.nl/artikelen/voorzieningenrechter-wijst-inbreukvorderingen-in-octrooizaak-over-trappanelen-toe

Vzr. Rb. Den Haag 26 maart 2025, IEF 22633; ECLI:NL:RBDHA:2025:5121 (VIC tegen DDW). Vakman Interieur Concepten (hierna: VIC) beschikt over het Europees octrooi EP 2 700 765 (hierna: EP 765 of het octrooi) voor een product en een werkwijze voor de vervaardiging van plaatmateriaal, onder meer bestemd voor trappanelen. VIC stelt dat DDW, handelend onder de naam Topstairs, met de verhandeling van trappanelen vervaardigd uit laminaatplaten inbreuk maakt op dit octrooi. VIC vordert bij de voorzieningenrechter dat DDW wordt bevolen geen inbreuk meer te maken op het octrooi en geen onrechtmatig handelen jegens VIC te verrichten. Daarnaast vordert zij terugroeping van de aan derden verkochte inbreukmakende trappanelen. Aan deze vorderingen legt VIC – verkort weergegeven – ten grondslag dat DDW met de verhandeling van haar trappanelen inbreuk maakt op conclusies 1 en 14 van EP 765, alsmede op de daarvan afhankelijke conclusies 2 tot en met 13, respectievelijk conclusie 15. DDW voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van VIC, dan wel tot afwijzing van haar vorderingen. In voorwaardelijke reconventie vordert DDW dat VIC wordt geboden om publicaties over deze situatie te verwijderen en een rectificatie te plaatsen.

IEF 22625

Rechtbank: Octrooi EP 248 van Novartis voor formulering van antilichaam omalizumab niet nieuw

Rechtbank Den Haag 26 mrt 2025, IEF 22625; ECLI:NL:RBDHA:2025:4895 (Celltrion tegen Novartis), https://delex.nl/artikelen/rechtbank-octrooi-ep-248-van-novartis-voor-formulering-van-antilichaam-omalizumab-niet-nieuw

Rb. Den Haag 26 maart 2025, IEF 22625, LSR 2285; ECLI:NL:RBDHA:2025:4895 (Celltrion tegen Novartis). Novartis heeft het antilichaam omalizumab ontwikkeld. Omalizumab wordt door Novartis op de markt gebracht als Xolair, onder andere in de vorm van een oplossing voor injectie (hierna: de Xolair formulering). Novartis is (gezamenlijk) houdster van Europees Octrooi EP 3 805 248 B1 (hierna: EP 248 of het octrooi) voor “Process for concentration of antibodies and therapeutic products thereof”, waarin de Xolair formulering is opgenomen. Celltrion heeft het product Omlyclo ontwikkeld, dat een biosimilar van omalizumab bevat. De formulering van Omlyclo (hierna: de Omlyclo formulering) is gebaseerd op de Xolair formulering. Celltrion vordert in conventie primair om het Nederlandse deel van EP 248 te vernietigen. Hiertoe voert zij onder andere aan dat het octrooi niet nawerkbaar is, een ongeoorloofde toegevoegde materie bevat, niet nieuw is en niet inventief is. In conventie voert Novartis hier verweer tegen. In reconventie vordert Novartis onder andere om voor recht te verklaren dat Omlyclo formulering inbreuk maakt op EP 248. In reconventie voert Celltrion verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, onder andere opnieuw omdat EP 248 niet nieuw is.

IEF 22579

Tussenarrest in octrooigeschil over sorteertechnologie: Hof Den Haag laat tegenbewijs toe

Hof Den Haag 22 nov 2022, IEF 22579; ECLI:NL:GHDHA:2022:3029 (Mechanisatiebedrijf [appellante] Zeeland B.V tegen [geïntimeerde] Appelscha B.V.), https://delex.nl/artikelen/tussenarrest-in-octrooigeschil-over-sorteertechnologie-hof-den-haag-laat-tegenbewijs-toe

Gerechtshof Den Haag 22 november 2022, IEF 22579; ECLI:NL:GHDHA:2022:3029 (Mechanisatiebedrijf appellante tegen geïntimeerde). Deze zaak gaat over de handhaving van een Nederlands octrooi, dat betrekking heeft op een sorteerinrichting voor bol- en/of knolgewassen. Dit tussenarrest van het hof komt uit 2022 en is pas recentelijk gepubliceerd, tegelijkertijd met de einduitspraak [zie IEF 22527]. Appellante vordert in de procedure een verbod op inbreuk, schadevergoeding en aanvullende maatregelen, stellende dat geïntimeerde met haar Agra Grader en Agra Shaver octrooi-inbreuk maakt. Geïntimeerde betwist dit en stelt in reconventie dat het octrooi op meerdere gronden nietig is. De rechtbank wees de vorderingen van appellante af omdat niet kon worden vastgesteld dat zij de rechthebbende was. Appellante is hiertegen in hoger beroep gegaan. Het hof stelt vast dat appellante inmiddels correct geregistreerd is als octrooihouder en dat ervan moet worden uitgegaan dat zij de houder van het octrooi is.

IEF 22527

Uitspraak ingezonden door Sjoerd Peters en Ricardo Dijkstra, Vondst Advocaten en Franklin Geurts en Bart van Trier, Vriesendorp & Gaade.

Openbaar voorgebruik aangetoond middels getuigenverhoren in octrooizaak tussen Van Dijke en Graafstra

Hof Den Haag 8 okt 2024, IEF 22527; ECLI:NL:GHDHA:2024:2642 (Van Dijke tegen Graafstra), https://delex.nl/artikelen/openbaar-voorgebruik-aangetoond-middels-getuigenverhoren-in-octrooizaak-tussen-van-dijke-en-graafstra

Hof Den Haag 8 oktober 2024, IEF 22527, LSR 2276; ECLI:NL:GHDHA:2024:2642 (Van Dijke tegen Graafstra). Deze zaak gaat over de handhaving van het Nederlandse octrooi NL1031590 (hierna: het octrooi) van Van Dijke voor een sorteerinrichting voor bol- en/of knolgewassen. Graafstra heeft onder andere aangevoerd dat het octrooi op meerdere gronden nietig is. In een tussenarrest heeft het hof overwogen dat ervan uitgegaan kan worden dat [naam 1] de feitelijke uitvinder van het octrooi is. Graafstra mag dit ontkrachten door tegenbewijs te leveren. Daarnaast heeft het hof overwogen dat de kenmerken van het octrooi vóór de prioriteitsdatum openbaar zijn gemaakt. Voor zover deze openbaarmaking heeft plaatsgevonden, zou dit met instemming of medeweten van Van Dijke zijn gebeurd. Ook hiervoor mag Graafstra bewijs leveren. Graafstra heeft hierop getuigen laten horen, waarna Van Dijke in contra-enquête eveneens getuigen heeft laten horen. Het hof concludeert in dit arrest dat het nietigheidsverweer van Graafstra slaagt en dat de vordering van Van Dijke terecht is afgewezen. De voorwaardelijke vordering tot nietigverklaring van het octrooi wordt toegewezen.

IEF 22563

HvJ EU: artikel 24.4 Brussel I bis-Verordening ziet alleen op geldigheid, niet op inbreuk

HvJ EU 25 feb 2025, IEF 22563; ECLI:EU:C:2025:108 (BSH Hausgeräte tegen Electrolux), https://delex.nl/artikelen/hvj-eu-artikel-24-4-brussel-i-bis-verordening-ziet-alleen-op-geldigheid-niet-op-inbreuk

HvJ EU 25 februari 2025, IEF 22563, IEFbe 3877; ECLI:EU:C:2025:108 (BSH Hausgeräte tegen Electrolux). BSH is houder van een Europees octrooi dat een met stofzuigers verband houdende uitvinding beschermt. De geldigverklaring van dit octrooi heeft in verschillende staten waaronder Zweden en Turkije geleid tot verlening van een nationaal octrooi. BSH is een inbreukprocedure tegen Electrolux (gevestigd in Zweden) gestart voor de Zweedse rechter, wegens inbreuk op alle nationale gedeelten van het Europees octrooi. Electrolux heeft vervolgens aangevoerd dat de inbreukvorderingen op andere nationale gedeelten van het Europese octrooi dan het Zweedse gedeelte niet-ontvankelijk waren. De inbreukvordering zou beschouwd moeten worden als een geschil inzake ‘de geldigheid van octrooien’ in de zin van artikel 24.4 Brussel I bis-Verordening. Krachtens deze bepaling zijn de gerechten van de buitenlandse lidstaten waar de octrooien geldig zijn verklaard bevoegd, en voor deze buitenlandse octrooien zou de Zweedse rechter dus onbevoegd zijn. De Zweedse rechter heeft zich op grond van artikel 24.4 en artikel 27 Brussel I bis-Verordening onbevoegd verklaard om kennis te nemen van de vorderingen wegens inbreuk op in andere lidstaten dan Zweden geldig verklaarde octrooien. Dit is ook gedaan ten aanzien van het in Turkije geldig verklaarde octrooi.

IEF 22553

Hoge Raad laat arresten over Apixaban in stand zonder motivering, artikel 81 RO

Hoge Raad 14 feb 2025, IEF 22553; ECLI:NL:HR:2025:260, ECLI:NL:HR:2025:262 (Sandoz en Teva tegen BMS), https://delex.nl/artikelen/hoge-raad-laat-arresten-over-apixaban-in-stand-zonder-motivering-artikel-81-ro

HR 14 februari 2025, IEF 22553, LSR 2280; ECLI:NL:HR:2025:260, ECLI:NL:HR:2025:262 (Teva en Sandoz tegen BMS). Deze zaken gaan over geschillen tussen BMS aan de ene kant, en Teva en Sandoz aan de andere kant, over het op de markt brengen van een generiek Apixaban. Het hof oordeelde dat de voorzieningenrechter de uitspraak G2/21 verkeerd heeft uitgelegd [zie IEF 21629]. De uitkomst van de Hoge Raad is dat de klachten tegen BMS niet kunnen leiden tot vernietiging van die arresten. De Hoge Raad heeft hierbij niet gemotiveerd waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van de klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, waardoor de Hoge Raad op grond van artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie geen nadere toelichting hoeft te geven. Als de in cassatie in het ongelijk gestelde partijen dienen Teva en Sandoz te worden verwezen in de proceskosten. De beoordeling van de Hoge Raad is in lijn met de conclusie van de A-G over deze zaken [zie IEF 22508].

IEF 22548

Rechtbank wijst meeste vorderingen af en kent gedeeltelijke inzage toe in geschil over concurrentie bij schroeffunderingen

Rechtbank Overijssel 22 feb 2023, IEF 22548; ECLI:NL:RBOVE:2023:5383 (partij A B.V., tegen partij B 1 B.V., partij B 2 B.V., partij B 3), https://delex.nl/artikelen/rechtbank-wijst-meeste-vorderingen-af-en-kent-gedeeltelijke-inzage-toe-in-geschil-over-concurrentie-bij-schroeffunderingen

Rb. Overijssel 22 februari 2023, IEF 22548; ECLI:NL:RBOVE:2023:5383 (partij A tegen partij B). De rechtbank oordeelt over een geschil tussen partij A en partij B, die jarenlang hebben samengewerkt in de verkoop van schroeffunderingen. Partijen hebben meerdere overeenkomsten gesloten. In deze procedure vordert partij A verklaringen voor recht, een verbod op het gebruik van bedrijfsgeheimen en knowhow, afgifte van gegevens over GS-fundamenten en afdracht van winst. Daarnaast vordert partij A inzage in bepaalde stukken, deels op basis van een eerder bewijsbeslag. De rechtbank beoordeelt allereerst de vraag of partij B wanprestatie heeft gepleegd door tijdens de looptijd van de samenwerking een concurrerend product te ontwikkelen en aan te bieden. De samenwerkingsovereenkomst bevat geen expliciet concurrentieverbod en laat nevenactiviteiten toe. De rechtbank overweegt dat uit de overeenkomst niet volgt dat partij B werd verboden om tijdens de looptijd van de overeenkomst concurrerende activiteiten te ontplooien, maar ook dat er geen absoluut concurrentieverbod was overeengekomen. Concurrerende activiteiten leveren daarom niet zonder meer een toerekenbare tekortkoming op.

IEF 22569

UPC overzicht: 11 t/m 17 februari 2025

Unified Patent Court (UPC) , IEF 22569; https://delex.nl/artikelen/upc-overzicht-11-t-m-17-februari-2025

UPC CoA 11 februari 2025, IEF 22569, IEFbe 3881; UPC_CoA_563/2024 (Suinno tegen Microsoft). Suinno is houder van een octrooi op een methode en middelen voor browsen door middel van lopen. Suinno is een inbreukprocedure gestart tegen Microsoft. De rechter-rapporteur heeft op het verzoek van Suinno geoordeeld dat bepaalde documenten vertrouwelijk moeten worden gehouden. Het Gerecht van Eerste Aanleg heeft de beschikking van de rechter-rapporteur vernietigd en het verzoek van Suinno tot vertrouwelijkheid niet-ontvankelijk verklaard, omdat de vertegenwoordiger van Suinno, die tevens algemeen directeur en belangrijkste aandeelhouder van Suinno is, aanzienlijke bestuurlijke en financiële bevoegdheden binnen Suinno heeft en daarom niet als onafhankelijk kan worden beschouwd voor de rechtsgeldige vertegenwoordiging van zijn cliënt in procedures voor het UPC. Ook het Hof van Beroep oordeelt dat Suinno niet op geldige wijze is vertegenwoordigd door een vertegenwoordiger in de zin van artikel 48(1), (2) en (5) UPCA. Hoewel het UPCA niet expliciet een “derde persoon”-eis stelt, concludeert het Hof dat een vertegenwoordiger niet nauw verbonden mag zijn met de vertegenwoordigde partij, zoals bij een directeur of grootaandeelhouder het geval is. De vorderingen van Suinno in hoger beroep worden afgewezen.

IEF 22541

Uitspraak ingezonden door Peter Teunissen, Radboud Universiteit.

Inbreukverbod voor aortaklepprothese en afleversysteem van Meril

Rechtbank Den Haag 22 jan 2025, IEF 22541; ECLI:NL:RBDHA:2025:1557 (Edwards tegen Angiocare en Meril), https://delex.nl/artikelen/inbreukverbod-voor-aortaklepprothese-en-afleversysteem-van-meril

Rb. Den Haag 22 januari 2025, IEF 22541, LS&R 2278; ECLI:NL:RBDHA:2025:1557 (Edwards tegen Angiocare en Meril). Edwards is houder van octrooi EP 762 op een prothetische hartklep (de SAPIEN 3) en een afleversysteem dat deze prothese in het lichaam brengt (Commander). Meril heeft oppositie ingesteld tegen EP 762 en de oppositieafdeling van het EOB heeft het octrooi herroepen op meerdere gronden, maar het octrooi in gewijzigde vorm in stand gehouden conform hulpverzoek 21. De technische kamer van het EOB heeft nog geen uitspraak gedaan in hoger beroep. Meril wil deze uitspraak afwachten en onderhavige procedure schorsen, artikel 83 lid 3 of 4 ROW. Edwards stelt dat er gewoon een geldig octrooi is na oppositie en dat deze procedure niet geschorst moet worden.