Gepubliceerd op woensdag 31 januari 2024
IEF 21866
HvJ EU ||
25 jan 2024
HvJ EU 25 jan 2024, IEF 21866; ECLI:EU:C:2024:76 (Audi tegen GQ), https://delex.nl/artikelen/audi-kan-het-gebruik-van-haar-merk-voor-reserveonderdelen-verbieden

AUDI kan het gebruik van haar merk voor reserveonderdelen verbieden

HVEU 25 januari 2024, IEF 21866,IEFBe 3714;ECLI:EU:C:2024:76 (Audi tegen GQ) AUDI is een autofabrikant die houder is van het hierboven afgebeelde Uniebeeldmerk. GQ is een natuurlijke persoon die via een website reserveonderdelen voor auto’s verkoopt. De zaak draait om Audi's juridische stappen tegen GQ om de verkoop van niet-originele reserveonderdelen tegen te gaan die de vorm van Audi-elementen nabootsen.

De Poolse rechter vraagt het Hof om uitleg over verschillende vragen, waaronder of het gebruik van een merk op auto-onderdelen als herkomstaanduidend moet worden beschouwd, en hoe artikel 14, lid 1, onder c) van Verordening 2017/1001 moet worden toegepast op gevallen waarin merkelementen worden gebruikt voor het bevestigen van fabrikantemblemen op reserveonderdelen. De eerste vraag draait om artikel 14 van Verordening 2017/1001, dat de beperkingen op het recht van de merkhouder om tegen het gebruik van zijn merk op te treden, vaststelt. In dit geval onderzoekt het Hof of het gebruik van een teken dat gelijk is aan of overeenstemt met het Uniemerk voor reserveonderdelen voor auto's, zoals grilles, gerechtvaardigd kan zijn als het nodig is om de bestemming van het goed aan te geven, met name als accessoire of reserveonderdeel. Dit kan het geval zijn als het gebruik technisch noodzakelijk is voor de montage van het embleem dat het merk weergeeft.

De derde en vierde vraag gaan over het gebruik van een teken in het economische verkeer in de context van een Uniemerk, met name in relatie tot reserveonderdelen voor auto's, zoals grilles. De kernvraag is of het gebruik van een teken dat gelijk is aan of overeenstemt met een Uniemerk voor deze reserveonderdelen afbreuk kan doen aan de functies van dat merk. Het Hof benadrukt dat het gebruik van een teken moet worden beoordeeld vóór het onderzoeken van mogelijke verwarringsgevallen en dat er geen equivalent is van de "reparatieclausule" zoals die bestaat in het modellenrecht. Het recht van de merkhouder om tegen dit gebruik op te treden, mag niet worden beperkt om eerlijke concurrentie te waarborgen.

Het Hof (Vierde kamer) verklaart voor recht:

1)      Artikel 9, lid 2 en lid 3, onder a) tot en met c), van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 inzake het Uniemerk moet aldus worden uitgelegd dat de derde die zonder toestemming van de autofabrikant die houder is van een Uniemerk, reserveonderdelen – namelijk grilles voor de auto’s van die fabrikant – invoert en te koop aanbiedt die een element bevatten dat is ontworpen voor de bevestiging van het embleem dat dit merk weergeeft en waarvan de vorm gelijk is aan of overeenstemt met dit merk, in het economische verkeer een teken gebruikt op een wijze die afbreuk kan doen aan een of meerdere functies van datzelfde merk, hetgeen door de nationale rechter moet worden nagegaan.

2)      Artikel 14, lid 1, onder c), van verordening 2017/1001 moet aldus worden uitgelegd dat het niet eraan in de weg staat dat een autofabrikant die houder is van een Uniemerk, een derde verbiedt om gebruik te maken van een teken dat gelijk is aan of overeenstemt met dit merk voor reserveonderdelen voor de auto’s van deze fabrikant, namelijk grilles, wanneer dit teken de vorm heeft van een element van de grille dat is ontworpen om het embleem dat dit merk weergeeft daarop te bevestigen, zonder dat het in dat opzicht van belang is of het al dan niet technisch mogelijk is om dit embleem op die grille te bevestigen zonder het teken daarop aan te brengen.