Gepubliceerd op donderdag 5 november 2015
IEF 15391
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Auteursrechtdebat: De vage grenzen van plagiaat

Door Hendrik Gommer. Thema: persoonlijkheidsrechten. Onlangs meldde de hoofdredacteur van de Volkskrant dat een stagiair plagiaat had gepleegd en bood daar zijn excuses voor aan [hier]. De stagiair had stukjes tekst overgenomen uit andere krantenartikelen en gedaan alsof hij de schrijver was. In één geval had hij gedaan alsof hij een interview gehouden had, terwijl hij in werkelijkheid de teksten uit een boek had overgenomen. De stagiair werd met naam en toenaam genoemd, want het overnemen van teksten van anderen is een doodzonde in de journalistiek, zo heet het.

Plagiaat
Plagiaat is geen juridisch begrip. Het is eerder een fatsoensregel die vooral in beroepen geldt waar het aanzien van de schrijver bepaald wordt door de originaliteit van zijn teksten. Als blijkt dat de teksten niet van de schrijver zijn, pronkt hij met andermans veren en doet hij de oorspronkelijke schrijver geen eer aan. Dat kan zeer negatieve gevolgen hebben voor de maker, al was het maar omdat status en financiële positie worden aangetast.

Doordat het in feite om een fatsoensregel binnen specifieke beroepsgroepen gaat, zijn de grenzen lastig te trekken. Journalisten nemen vaak berichten van elkaar over. Het bestaansrecht van het ANP is er op gebaseerd, maar ook mooie zinsneden uit persberichten worden regelmatig overgenomen. De bron is daar vaak blij mee. Uit Hof Leeuwarden 26 juli 2011 NDP/Flevoland blijkt dat er soms geknipt en geplakt wordt uit nieuwsartikelen dat het een lieve lust is. Soms mag dat. Anderzijds menen enkele wetenschappers dat zelfs ‘zelfplagiaat’, het overnemen van eigen teksten zonder bronvermelding, al niet toegestaan is. Wetenschap is gebouwd op overname van ideeën. Bij het schrijven van boeken en artikelen ben ik zelf altijd bang dat ik een vage grens overschrijd. Wetenschappers gaan zo vaak naar conferenties dat hun onderbewuste gevoed wordt met ideeën van anderen, zonder dat de herkomst altijd te traceren is.

Gedragscode in de wetenschap
De Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening (NGW) stelt een duidelijk criterium (art. 1.3), zo lijkt het: ‘Zonder bronvermelding worden geen teksten of resultaten van onderzoek van anderen overgenomen.’ Deze eisen worden niet alleen aan medewerkers van de universiteit gesteld, maar ook aan studenten. Een student die teksten overneemt zonder bronvermelding hangt een schorsing boven het hoofd. Docenten moeten overtredingen melden, ook als het voortkomt uit slordigheid, want ‘slordigheid is op dit punt zo in strijd met wat er verwacht mag worden op een academische opleiding, dat de kwestie bewust of onbewust nauwelijks meer van belang is’, zo valt bijvoorbeeld op de website van de TU Delft te lezen. Docenten aan de universiteit kennen de gevallen van studenten die soms complete alinea’s overnemen van Wikipedia, zonder bronvermelding. Wikipedia zal er niet wakker van liggen, maar het is wel pronken met andermans veren en dus niet toelaatbaar. Anderzijds kun je je afvragen waarom studenten dat doen. De studenten die ik zelf betrapte, hielden steevast vol dat ze niet hadden geweten dat ‘dit ook niet mocht’. En ik moest beamen dat de voorlichting voor studenten wel wat te wensen overliet. Niet alle faculteiten besteden evenveel aandacht aan het hoe en waarom van het verbod op plagiaat. Dat zou wel wat beter kunnen als je carrière er van af hangt.

Casus syllabus
Onlangs overkwam mij het volgende. Grotendeels in mijn vrije tijd had ik een syllabus gemaakt, waarbij ik de losse hoofdstukken van andere auteurs had samengevoegd en bewerkt. De auteurs hadden daarmee ingestemd. Ik voegde zelf inleidende teksten toe, veranderde de lay-out drastisch, bewerkte de teksten, maakte een eigen omslag en schreef zelf ook twee hoofdstukken. Op het voorblad van de syllabus noemde ik alle auteurs en noemde ik mezelf ‘editor’. Bovendien schreef ik bij ieder hoofdstuk wie de auteur was.

Mijn dienstverband werd niet verlengd – docenten krijgen per definitie geen vaste aanstelling, aldus het faculteitsbestuur – en ik moest de bestanden afgeven. Twee weken later verscheen de syllabus. De tekst van de syllabus was exact hetzelfde, maar de hoofdstukken die ik had geschreven waren verwijderd. De hoogleraar die ik gedurende een half jaar vervangen had, had bovendien zichzelf als ‘editor’ opgevoerd. Mijn naam kwam in de hele syllabus niet meer voor. Daarnaast had de hoogleraar een tekst van een collega in tweeën gesplitst. Boven het eerste deel zette hij zijn eigen naam, boven het tweede deel de naam van de collega. Deze laatste actie had de instemming van de collega.

Persoonlijk meen ik dat hier sprake is van plagiaat en schending van mijn persoonlijkheidsrechten als editor. Zonder enig overleg werd mijn werk aangepast en mijn naam werd systematisch uit mijn werk gewist. Maar bij collega’s vond ik geen gehoor. De nieuwe syllabus werd door alle docenten gebruikt, zonder dat iemand protest aantekende. Onderwijsmateriaal dat voor de universiteit wordt ontwikkeld wordt eigendom van de universiteit, zo heet het. Pas als het gaat om onderzoeksresultaten die worden overgenomen zonder bronvermelding heb je een punt, meende een collega. Weer een ander vond het belachelijk dat ik meende rechten te kunnen ontlenen aan het feit dat ik de teksten van anderen had bewerkt.

De Auteurswet
Wie hulp zoekt in het auteursrecht raakt verstrikt in een schijnbaar onontwarbaar kluwen. Het verzamelaarsauteursrecht stelt dat de verzamelaar zich kan verzetten tegen een uitgave van een vrijwel gelijke verzameling, als de bewerker geen toestemming heeft gegeven (art. 5 lid 1 jo art. 10 lid 2 Aw; Spoor et al. 2005, p. 36-37). De laatste collega lijkt dus ongelijk te hebben. Verder krijgt de werkgever het fictieve auteursrecht (art. 7 Aw; Spoor et al. 2005, p. 37-39), maar is dat ook zo als de werknemer zelf het initiatief nam en niet betaald werd voor zijn ‘over’-uren. En verliest hij ook zijn persoonlijkheidsrechten (art. 25 Aw)? Sinds enige tijd beoogt de Nederlandse wetgever de positie van de fysieke maker, de werknemer dus, te versterken. Dit juist in verband met de toenemende tijdelijke en flex-aanstellingen van werknemers (Senftleben 2014, p. 41). Om het nog ingewikkelder te maken stelt Niek van Lingen (2007, p. 43) vervolgens dat ‘waar de docent vrij is de vorm te kiezen waarin hij zijn doceerverplichtingen nakomt, hijzelf auteursrechthebbende is’.

Persoonlijke overwegingen
Voor mij persoonlijk is een grens overschreden. De hoogleraar pronkt met de teksten van zijn ‘ondergeschikten’, zoals de wethouder claimt dat hij een kinderdagverblijf heeft verwezenlijkt terwijl de ambtenaren het werk hebben gedaan. Maar een wetenschapper kun je toch niet op één lijn zetten met de Weberiaanse ambtenaar? En ik heb als hoogopgeleid ‘flexwerker’ kostbare auteurstijd gestoken in iets waar ik niet de credits voor krijg. De volgende keer kijk ik wel drie keer uit. Maar wat vinden we als maatschappij hiervan? Waar liggen de grenzen volgens universiteitsmedewerkers? Zijn er verschillen per beroepsgroep? Als niet heel helder is waar de grenzen liggen, is er al gauw sprake van een glijdende schaal en rechtsongelijkheid. Dan wordt de scriptie van een masterstudent afgewezen, omdat hij een paragraaf uit Wikipedia heeft overgeschreven, wordt de gepromoveerde zijn titel afgenomen, omdat hij een fout heeft gemaakt in de bronvermelding, maar mag de hoogleraar zijn teksten samenstellen aan de hand van stukken van medewerkers waar hij formeel de leiding over heeft, zelfs zonder hun toestemming.

De stagiair van de Volkskrant werd keihard gestraft voor het overschrijven van teksten. Die vindt nooit meer werk als journalist. Dat is nogal wat voor de overtreding van een fatsoensregel die vage grenzen heeft. Misschien wordt het tijd dat we gaan nadenken over proportionele straffen, heldere criteria en efficiënte trainingen van studenten én medewerkers.

Hendrik Gommer

Met dank aan Lotte Anemaet voor haar waardevolle suggesties.
M.R.F. Senftleben, Spelen met vuur, AMI 2014.
J.H. Spoor, D.W.F. Verkade, D.G.J. Visser, Auteursrecht, 2005.
N. van Lingen, Auteursrecht in hoofdlijnen, 2007.