Gepubliceerd op dinsdag 13 februari 2024
IEF 21883
Rechtbank Den Haag ||
15 nov 2023
Rechtbank Den Haag 15 nov 2023, IEF 21883; ECLI:NL:RBDHA:2023:17280 (Bacardi tegen Excellent Drinks), https://delex.nl/artikelen/bacardi-moet-excellent-drinks-zekerheid-stellen

Bacardi moet Excellent Drinks zekerheid stellen

Rb. Den Haag 15 november 2023, IEF 21883; ECLI:NL:RBDHA:2023:17280 (Bacardi tegen Excellent Drinks) Bacardi vordert in de hoofdzaak een verklaring voor recht dat Excellent Drinks tekortschiet in de nakoming van de op haar rustende verplichtingen uit hoofde van de vaststellingsovereenkomst die partijen hebben gesloten ter beëindiging van een geschil betreffende de verhandeling door Excellent Drinks van niet-uitgeputte, gewijzigde dan wel counterfeit producten voorzien van het door Bacardi gehouden Uniemerk “GREY GOOSE”. Excellent Drinks heeft vóór alle weren een incident tot zekerheidstelling ex artikel 224 Rv opgeworpen en vordert Bacardi te veroordelen zekerheid te stellen voor de proceskosten tot betaling waarvan zij in de hoofdzaak zou kunnen worden veroordeeld, zulks tot een bedrag van € 100.000,-.

De rechtbank beveelt Bacardi zekerheid te stellen omdat Bacardi haar statutaire zetel in Liechtenstein heeft. De rechtbank stelt echter vast dat het door Excellent Drinks verlangde bedrag van € 100.000,- niet is gemotiveerd en bovendien ver uitstijgt boven de bedragen die conform de in deze zaak toepasselijke indicatietarieven plegen te worden toegekend. De rechtbank stelt hoogte van de te verstrekken zekerheid vast op € 43.519,- als de som van het griffierecht (€ 8.519,-) en het maximumtarief voor het salaris advocaat conform genoemde indicatietarieven geldend voor een “complexe bodemzaak” zonder nadere akte- en/of conclusiewisseling (€ 35.000,-). 

3.2. Ook Bacardi erkent dat zij – gezien het feit dat zij haar statutaire zetel in Liechtenstein heeft – op grond van artikel 224 lid 1 Rv gehouden is de gevorderde zekerheid te stellen. Een uitzondering als bedoeld in artikel 224 lid 2 Rv doet zich niet voor.

3.7. Voor de wijze waarop zekerheidstelling op basis van artikel 224 Rv moet geschieden moet aansluiting gezocht worden bij artikel 6:51 BW 2 . Hij die zekerheid moet stellen, heeft de keuze op welke wijze de zekerheidstelling geschiedt (artikel 6:51 lid 1 BW). De aangeboden zekerheid moet zodanig zijn dat de vordering en, zo daartoe gronden zijn, de daarop vallende rente en kosten behoorlijk gedekt zijn en de schuldeiser daarop zonder moeite verhaal zal kunnen nemen (artikel 6:51 lid 2 BW). Dit brengt mee dat de rechtbank kan bepalen welke vorm van zekerheidstelling in elk geval voldoet aan de eisen van artikel 6:51 lid 2 BW en dat, indien de desbetreffende partij een andere vorm van zekerheid stelt of aanbiedt, de rechter moet onderzoeken of die vorm van zekerheid in overeenstemming is met de eisen van artikel 6:51 lid 2 BW (arrest van 25 november 2022 van de Hoge Raad, ECLI:NL:HR:2022:1740, r.o. 3.2.2).