28 feb 2017
Begripsmatige, visuele en auditieve overeenstemming tussen HEKSENKAAS en WITTE WIEVEN
Hof Den Haag 28 februari 2017, IEF 17076; ECLI:NL:GHDHA:2017:2388 (Levola tegen Fanofinefood) zie ook: [IEF 16623] Merkenrecht. Op basis van haar woordmerk HEKSENKAAS heeft Levola oppositie ingesteld tegen de inschrijving van het woord-/beeldmerk WITTE WIEVENKAAS. Deze wordt afgewezen. Gelet op de overeenstemming tussen het teken en het merk en de omstandigheid dat de waren identiek, althans soortgelijk zijn, acht het hof verwarringsgevaar aanwezig. Er is begripsmatige overeenstemming tussen 'heksen' en 'witte wieven': beide zijn immers bovennatuurlijke magische vrouwelijke verschijningen met een negatieve connotatie. Het hof is van oordeel dat er, gelet op het in merk en het teken voorkomende woordelement KAAS en de daarvoor voorkomende letters EN, die beide met een stomme e-klank worden uitgesproken, sprake is van een geringe mate van visuele en auditieve overeenstemming. Levola heeft er terecht op gewezen dat de toegevoegde beeldelementen, met name de vleermuis, de begripsmatige overeenstemming versterken: omdat vleermuizen worden gezien als attributen van heksen en worden geassocieerd met onheil. De beslissing van het Bureau wordt vernietigd en de oppositie wordt alsnog toegewezen.
10. De vraag of sprake is van begripsmatige overeenstemming beantwoordt het hof als volgt. FFF heeft niet voldoende gemotiveerd betwist dat het begrip/woord ‘heksen’ in de Benelux in het algemeen aldus wordt begrepen dat daarmee worden aangeduid vrouwelijke magische wezens die toverkracht bezitten, die zij hoofdzakelijk aanwenden voor kwaadaardige doeleinden, die angst inboezemen en veelal geïsoleerd leven. Dat volgens een vermelding op Wikipedia (bijlage 3, pagina 2 van Levola in oppositie) heksen ook mannen kunnen zijn, kan, ook gelet op de overige omschrijvingen in woordenboeken en de verdere tekst en afbeeldingen op Wikipedia, die door Levola als bijlage 2 en 3 in oppositie zijn overgelegd, onvoldoende afdoen aan voormelde algemeen gangbare opvatting.11. Uit de door Levola overgelegde foto’s (bijlagen 9 en 10 van Levola in oppositie), volksverhalen (bijlagen 6 tot en met 8) en omschrijving op Wikipedia (bijlage 4 van Levola in oppositie) leidt het hof af dat ook witte wieven door een deel van het publiek worden gezien als veelal geïsoleerd levende vrouwelijke magische wezen met veelal kwaadaardige bedoelingen, die angst in boezemen en daarmee als een soort heksen. Voor het deel van het relevante publiek dat aan de woorden wit wief de in het Groot Woordenboek van de Nederlandse Taal vermelde betekenis hecht van een vaak als boosaardig beschouwde luchtgeest met bovennatuurlijke gaven, waarbij wief verwijst naar het vrouwelijke geslacht, ligt de begripsinhoud zo dicht bij de hiervoor vermelde begripsinhoud van het begrip “heks” dat ook dan sprake is van begripsmatige overeenstemming: beide zijn immers bovennatuurlijke magische vrouwelijke verschijningen met een negatieve connotatie, hetgeen een zodanig bijzondere categorie wezens/verschijnselen is dat ook dan sprake is van begripsmatige overeenstemming omdat het publiek zowel de heks als het witte wief zal zien als behorend tot die uitzonderlijke categorie.
20. Gelet op de overeenstemming tussen het teken en het merk en de omstandigheid dat de waren identiek, althans soortgelijk zijn, acht het hof verwarringsgevaar aanwezig. Dit geldt te meer vanwege de uniciteit van het merk, in die zin dat, zoals Levola onbetwist heeft gesteld, in de onderhavige klassen geen andere producten bestonden waarbij als merk een combinatie wordt gebruikt van een beschrijvende aanduiding en een fictief wezen. Dat FFF in haar verweer in de oppositie heeft gesteld dat zodanige merken wel zijn geregistreerd doet daar niet aan af.13. Ten slotte heeft Levola er terecht op gewezen dat de toegevoegde beeldelementen de begripsmatige overeenstemming versterken. Met name de vleermuis heeft dat effect, omdat vleermuizen, zoals Levola onweersproken heeft aangevoerd, worden gezien als attributen van heksen en worden geassocieerd met onheil.
21. Het verwarringsgevaar moet naar het oordeel van het hof ook worden aangenomen als wordt uitgegaan van een gemiddeld/ normaal onderscheidend vermogen. Of het merk van huis uit een groot onderscheidend vermogen heeft en of het bovendien een grote mate van bekendheid geniet, zoals Levola stelt, maar FFF gemotiveerd betwist, kan derhalve in het midden blijven. Dat geldt ook voor de vraag naar het aandachtsniveau, dat volgens Levola laag en volgens FFF gemiddeld/normaal, althans wat lager dan normaal is.
22. Het bovenstaande brengt mee dat de beslissing van het Bureau moet worden vernietigd en de oppositie alsnog zal worden toegewezen.