‘Bellure’ is een bevrijding!
Prof. mr. D.J.G. Visser, Klos Morel Vos en Schaap: ‘Bellure’ is een bevrijding! Noot bij HvJ EG 18 juni 2009, zaak nr. C-487/07 (IEF 7974) L'Oreal/Bellure.
Alsof er een raam is open gezet en er plotseling een stroom frisse lucht de bedompte kamer binnenkomt. Het arrest in de zaak L’Oréal/Bellure wordt in merkenrechtkringen met gejuich ontvangen. Na jaren van vage, innerlijk tegenstrijdige en voor praktijk nauwelijks toepasbare arresten komt het Hof van Justitie der EG nu met een glasheldere uitspraak die naadloos aansluit bij de belangrijkste morele basisemotie van het recht van de intellectuele eigendom: “Gij zult niet zonder eigen investering opzettelijk aanhaken bij en profiteren van de prestatie, de investering of de goodwill van een ander.”
Gielen laat in zijn IER-noot (IEF 7986) weten dat deze beslissing zijns inziens logisch voortvloeit uit eerdere beschikkingen in oppositiezaken en conclusies van AG’s. Dat mag zo zijn, dit arrest is zonder twijfel de belangrijkste uitspraak over en voor bekende merken sinds het Davidoff/Gofkid arrest uit 2003, en misschien wel sinds Puma/Sabel uit 1997. In Davidoff/Gofkid werd immers weliswaar bepaald dat art. 5 lid 2 Rl. ook op gebruik voor soortgelijke waren betrekking had, maar niet hoe de inbreuk-criteria van art. 5 lid 2 Rl. moesten worden geïnterpreteerd.
Reikhalzend werd uitgekeken naar de beslissing over het verwaterings-aspect in de INTEL-zaak, maar die uitspraak bleek nogal een teleurstelling, vanwege het (mogelijk strenge maar in ieder geval moeilijk in de praktijk toe te passen) vereiste van het bewijs van een wijziging in het economisch gedrag van de consument.
Maar nu kan bij de bekende merkhouders de vlag uit: ‘verwatering’ is misschien moeilijk te bewijzen, ‘ongerechtvaardigd voordeel trekken’ is dat niet.
Lees de gehele noot hier.