Bepakt met zijn algemene vakkennis
Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 3 december 2010, KG ZA 10-1216, Global Factories B.V. tegen Ziuz B.V. c.s.
Octrooirecht. Kort geding. EP Global Factories “stelt in tamelijk ruime bewoordingen een werkwijze en een inrichting onder bescherming voor het inspecteren (ook wel ‘schouwen’ genaamd) van zakjes medicijnen.” Global stelt dat Ziuz c.s. met de verhandeling van de ‘Foresee inspector’ (afbeelding) in Nederland inbreuk maakt op haar octrooi, maar ziet de vorderingen afegwezen, nu er een ‘serieuze, niet te verwaarlozen kans bestaat dat de bodemrechter (ten minste) de conclusies 15 en 18 van het Nederlandse deel van EP 630 zal vernietigen wegen gebrek aan inventiviteit.
4.20. Gelet op het vorenstaande onderscheidt conclusie 15 van EP 630 zich van US 351 in feite aldus slechts door de maatregel dat op elke verpakking patiëntgegevens zijn opgenomen (deelkenmerk 2). (…) Het objectieve technische probleem waarvoor de uitvinding een oplossing biedt is dan als volgt te omschrijven: hoe kan op een eenvoudige en efficiënte wijze worden bereikt dat ook achteraf nog is vast te stellen voor welke patiënt de in een verpakking opgenomen medicijnen bestemd waren.
4.21. Ziuz c.s. heeft een verklaring van drs. C.C. de Maar, apotheker, in het geding gebracht. De Maar heeft zich als apotheker jarenlang, ook voor de prioriteitsdatum, beziggehouden met het samenstellen en leveren van patiëntspecifieke verpakkingsstrengen zoals in EP 630 bedoeld. De Maar heeft verklaard dat het voorafgaand aan de prioriteitsdatum gebruikelijk was om patiëntgegevens, zoals de naam van de patiënt, de dosering, moment van inname etc., aan te brengen op elke verpakking waarin voor een patiënt per innamemoment medicijnen werden verpakt, zoals bijvoorbeeld de in de praktijk gebruikte Baxter-verpakkings/ dispenseermachine ook werkte. Dit was (en is) volgens De Maar standaardpraktijk, niet in de laatste plaats omdat het wettelijk verplicht was (en nog steeds is) om op de verpakking van een receptgeneesmiddel patiëntgegevens op te nemen. Dit laatste is zijdens Global Factories niet weersproken. Global Factories heeft ter zitting overigens uitdrukkelijk de stelling ingenomen dat zij ook niet betwist dat het op de prioriteitsdatum gebruikelijk was om patiëntgegevens op zakjes af te drukken (vgl. paragrafen 8, 9 en 19 pleitnota mr. Pors). Een en ander behoorde naar voorlopig oordeel dan ook tot de algemene vakkennis van de gemiddelde vakman.
4.22. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat de gemiddelde vakman, uitgaande van US 351, geconfronteerd met het hiervoor geformuleerde probleem en bepakt met zijn algemene vakkennis als hiervoor in r.o. 4.21. genoemd, zonder meer zou (‘would’) komen tot de in EP 630 neergelegde kenmerkende maatregel om elke verpakking te voorzien van patiëntgegevens. Conclusie 15 wordt naar voorlopig oordeel dan ook niet inventief geoordeeld.
4.24. (…) Niet valt dan in te zien waarom de gemiddelde vakman niet – om met de woorden van de Examing Division te spreken – ‘straightforwardly’ zou komen tot het (definitief) opslaan voor archiverings- (en dus: bewijs)doeleinden van een afbeelding van de inhoud van een zakje medicijnen, nu daarop – zoals hiervoor aan de orde kwam – op de prioriteitsdatum standaard patiëntgegevens werden aangebracht, welke gegevens dan eveneens zouden worden opgeslagen.
4.25. In het licht van de gemotiveerde stellingen van Ziuz c.s. terzake, had van Global Factories verwacht mogen worden dat zij de eventuele inventiviteit van conclusie 18 afzonderlijk had onderbouwd. Door dit niet te doen, moet het ervoor worden gehouden dat de van conclusie 15 afhankelijke conclusie 18 van de eerstgenoemde conclusie het lot deelt.
4.26. Het vorenstaande leidt ertoe dat geoordeeld moet worden dat er een serieuze, niet te verwaarlozen kans bestaat dat de bodemrechter (ten minste) de conclusies 15 en 18 van het Nederlandse deel van EP 630 zal vernietigen. Onder die omstandigheden zal de gevraagde voorziening worden geweigerd. Global Factories zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure, door partijen begroot op € 70.000,00.
Lees het vonnis hier.