Gepubliceerd op donderdag 4 april 2024
IEF 21981
Rechtbanken ||
3 apr 2024
Rechtbanken 3 apr 2024, IEF 21981; ECLI:NL:RBDHA:2024:4938 (High Point tegen KPN), https://delex.nl/artikelen/beperkte-b3-versie-van-octrooi-high-point-ook-nietig-verklaard

Uitspraak ingezonden door Peter van Gemert, Carlos van Staveren & Fleur Uitterhoeve, Bird & Bird.

Beperkte B3-versie van octrooi High Point ook nietig verklaard

Rb. Den Haag 4 april 2024, IEF 21981; ECLI:NL:RBDHA:2024:4938 (High Point tegen KPN). High Point was houdster van het Europees octrooi EP 0 522 772 (hierna: het octrooi) met betrekking tot “Wireless access telephone-to-telphone network interface architecture”. In een eerder vonnis uit 2010 (hierna: vonnis 2010) heeft de rechtbank de vordering van KPN die ertoe strekte het octrooi nietig te verklaren, toegewezen, omdat bij kenmerken F en G van het octrooi sprake was van ongeoorloofde toegevoegde materie [zie IEF 9097]. Op 19 januari 2017 heeft High Point een verzoek ingediend tot centrale beperking van het octrooi op grond van artikel 105a EOV. De beperking werd toegestaan en deze beperkte B3-versie (EP 772 B3) van het octrooi werd geacht met terugwerkende kracht te hebben gegolden tot aan het einde van de looptijd van het octrooi in juni 2012. Dit vonnis is bekrachtigd door het Gerechtshof te Den Haag [zie IEF 17744]. Het cassatieberoep van High Point, waarin werd gerefereerd naar de beperkte conclusies, werd niet gehonoreerd wegens strijd met de goede procesorde [zie IEF 19018]. In de procedure heeft KPN een (niet-)ontvankelijkheids-incident opgeworpen. Deze werd afgewezen [zie IEF 19954]. In cassatie oordeelde de Hoge Raad dat als gevolg van de centrale beperking niet een ander octrooi is ontstaan, maar dat de beschermingsomvang van het oorspronkelijk verleende octrooi (versie B1) met terugwerkende kracht is beperkt en het octrooi in beperkte vorm niet is getroffen [zie IEF 21108]. High Point vordert in onderhavig vonnis verklaring voor recht dat KPN inbreuk heeft gemaakt op EP 772 B3 in de periode tussen 22 mei 2008 en 30 juni 2012. Volgens KPN brengt het gezag van gewijsde van het vonnis 2010 echter mee dat de vorderingen niet toegewezen kunnen worden. De rechtbank oordeelt als volgt.

Het antwoord op de vraag welke beslissing gezag van gewijsde heeft, is afhankelijk van de grondslag van de vordering of het verweer, het processuele debat en de gegeven beslissingen. De redenering van High Point dat het gezag van gewijsde zich niet uitstrekt tot de eindbeslissingen uit het vonnis 2010, omdat het Gerechtshof geen inhoudelijk oordeel erover zou hebben gegeven, gaat niet op. In het vonnis worden immers de vorderingen zuiver afgewezen op materiële gronden en is geen sprake van een niet-ontvankelijkheidsverklaring zoals in het door High Point benoemd arrest van 13 maart 2020. Het gezag van gewijsde strekt zich in beginsel niet uit tot de B3-versie van het octrooi, maar voor zover deze overeenkomt met de B1-versie, is een nieuw oordeel (dat tegenstrijdig is met de eindbeslissing van het vonnis 2010) niet toelaatbaar. De B3-versie van het octrooi (de versie na de centrale beperking) heeft, anders dan High Point stelt, geen effect op het oordeel van de rechtbank dat in het vonnis 2010 is gegeven. De wijziging van kenmerk G is geen relevante wijziging voor het oordeel dat sprake was van toegevoegde materie. De rechtbank verklaart aan de hand daarvan voor recht dat het Nederlandse deel van de B3-versie van het octrooi nietig was gedurende de looptijd daarvan.

4.6. Het antwoord op de vraag welke eindbeslissing uit een eerder geding gezag van gewijsde heeft, in het bijzonder op de vraag of in het eerdere geding sprake is geweest van beslissingen aangaande een geschilpunt dat dezelfde rechtsbetrekking betreft als in het andere geding, is afhankelijk van (i) de grondslag van de vordering of het verweer, (ii) het processuele debat en (iii) de gegeven beslissingen. Dat vergt uitleg van het vonnis waarop beroep wordt gedaan, mede in het licht van de gedingstukken waarop die uitspraak berust.

4.7. Uiteindelijk heeft een succesvol beroep op het gezag van gewijsde volgens art. 236 lid 1 Rv tot gevolg dat de desbetreffende beslissing bindende kracht heeft. Dit houdt naar de kern genomen in dat de rechter in het andere, nieuwe geding tussen partijen gehouden is voort te bouwen op een of meer beslissingen in dat eerdere vonnis. Ook kan het gezag van gewijsde er toe leiden dat de rechter vanwege dat gezag de gevraagde beslissing in het andere, nieuwe geding niet kan geven.

4.23. Dit in 4.20 onder 3. weergegeven toegevoegde materie bezwaar legt KPN ook in deze procedure (subsidiair) aan haar nietigheidsvorderingen ten grondslag. Zoals zojuist vastgesteld, is de tekst van kenmerk G die daar voorlag, in EP 772 B3 niet gewijzigd. High Point heeft terecht betoogd dat kenmerk G niet los moet worden gezien maar dat de B3-tekst van conclusie 1 van het octrooi als geheel moet worden bekeken. Echter, ook wanneer de conclusie als geheel wordt bezien, leidt dit niet tot een ander oordeel. De beperking van conclusie 1 tot spraakcommunicatie, maakt immers niet dat het debat over toegevoegde materie van kenmerk G anders wordt. Die beperking heeft met andere woorden geen effect op de uitleg van kenmerk G zoals dit door de rechtbank in het vonnis 2010 is gegeven. High Point heeft dit ter zitting desgevraagd beaaind. Dit brengt mee dat in deze zaak op dat punt sprake is van een beslissingen die de rechtshetrekking in geschil betreft die op dezelfde wijze voorlag in de eerdere zaak. De rechtbank is in deze procedure aan de eindbeslissing over dat punt in het vonnis 2010 is gebonden.

4.26. De vaststelling dat het oordeel van de rechtbank in het vonnis 2010 over kenmerk G in deze zaak gezag van gewijsde heeft, leidt tot de slotsom dat conclusie 1 van EP 772 B3 niet verleend had behoren te worden en van aanvang af nietig was. Daarmee valt niet alleen het doek voor conclusie 1 van de B3 versie van het Nederlandse deel van EP 772, maar ook voor de daarmee corresponderende werkwijzeconclusie 14 en voor de afhankelijke conclusies 2 tot en met 13 respectievelijk 15 tot en met 25 (vgl. r.o. 7.25 van het vonnis 2010). De ongeldigheid van conclusie werkt door in alle volgconclusies van EP 772 B3.

4.28. Het voorgaande brengt mee dat de vorderingen van High Point in conventie worden afgewezen. In reconventie vordert KPN vernietiging van het Nederlandse deel van EP 772 B3. Naar het oordeel van de rechtbank is het niet mogelijk om een octrooi dat al is geëxpireerd te vernietigen. De rechtbank zal de vordering van KPN dan ook zo opvatten dat zij een verklaring voor recht vordert dat het Nederlandse deel van het octrooi nietig was gedurende de looptijd daarvan en derhalve nooit de daaraan verbonden rechtsgevolgen heeft gehad (art. 75 lid 5 ROW).