Beroep op stilzwijgende licentie erkend
Rechtbank Rotterdam 13 november 2013, HA ZA 11-523 (Eiser tegen Stichting Rotterdam Media Fonds)
Uitspraak ingezonden door Bart Lukaszewicz, Houthoff Buruma.
Auteursrecht. Leningovereenkomst. Licentieovereenkomst. RMF heeft het project Kort Rotterdams gericht op training van een aantal producenten, regisseurs en scenarioschrijvers en begeleiding en ontwikkeling van de productie van korte bioscoopfilms. RMF heeft met eiser een leningsovereenkomst gesloten ten behoeve van het maken van De Film. De Film is onder andere vertoond op filmfestivals, televisie en op de site van RMF. Eiser heeft vervolgens een overeenkomst gesloten met Elypse Short Film Distribution. Nu vordert eiser verklaring voor recht dat RMF inbreuk maakt op haar auteursrechten, een verbod op straffe van dwangsom en een schadevergoeding. RMF stelt dat eiser in strijd heeft gehandeld met de Leningsovereenkomst en vordert vervroegde terugbetaling van de geleende € 39.500,00.
Tussen partijen is niet in het geschil dat het auteursrecht aan eiser toekomt. Of er een licentie aan RMF is verleend moet beoordeeld worden aan de hand van het Haviltex-criterium. Uit de omstandigheden van het geval, de Leningsovereenkomst en het toepasselijke Reglement, is af te leiden dat aan RMF een stilzwijgende licentie is verleend. Eiser stelt verder dat RMF niet binnen de kaders van de licentie is gebleven, maar hier gaat de rechtbank niet in mee.
De vorderingen tot verklaring voor recht en vergoeding van schade worden afgewezen. Ook het verbod om inbreuk te maken op het auteursrecht wordt afgewezen, nu RMF niet meer actief is. In reconventie oordeelt de rechtbank inderdaad dat eiser in strijd heeft gehandeld met de Leningsovereenkomst door, zonder toestemming te vragen van RMF, een overeenkomst aan te gaan met onder andere Elypse Short Film Distribution. De vervroegde terugbetaling van de lening wordt wel afgewezen.
Beoordeling
5.6. Bij de beoordeling of [eiser] een licentie aan RMF heeft verleend stelt de rechtbank voorop dat de vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld en of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld, niet kan worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij dient als uitgangspunt dat alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen, telkens van beslissende betekenis zijn. In dat verband kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren, welke gewoontes daar gelden en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht,
5.7. Uit het samenstel van bepalingen in de Leningsovereenkomst en het daarop van toepassing verklaarde Reglement (waaraan derhalve gebonden is), alsmede uit de overige omstandigheden van het geval is af te leiden dat [eiser] aan RMF een licenfie heeft verleend. De rechtbank komt tot dit oordeel op grond van het volgende, In de Leningsovereenkomst staat dat RMF zo nodig inspanningen zal leveren voor de nationale en Internationale distributie van de Film en in het Reglement staat dat RMF daarbij zal bemiddelen. Dat dit geen inhoudsloze verplichting is volgt uit de toezegging van [eiser] zij zonder schriftelijke toestemming van RMF geen andere overeenkomst zal aangaan voor de exploitatie van de Film (zie artikel 6 sub (F) van de Leningsovereenkomst) en dat zij zich verplicht een overeenkomst met betrekking tot de exploitatie van de Film, waaronder een distributieovereenkomst, ter goedkeuring aan RMF voor te leggen (zie artikel 7 sub (F) onder (a) van de Leningsovereenkomst). Nu - anders dan meent - evident is dat RMF niet kan voldoen aan de verplichting zich in te spannen voor distributie van de Film zonder deze te verveelvoudigen en openbaar te maken, moet [eiser] geacht worden stilzwijgend een licentie aan RMF te hebben verleend. Daarvoor is te meer aanleiding omdat in het Reglement is opgenomen dat Kort Rotterdams het bekendheid geven aan Rotterdamse filmmakers als doel heeft.
6.9. De omstandigheid dat RMF zich enkel jegens X beroept op haar bevoegdheid tot vervroegde opeising van de geldlening, gezien in samenhang met de vergaande consequenties die dit voor X meebrengt, leidt de rechtbank tot het oordeel dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat X wordt veroordeeld tot terugbetaling van de geldlening. Naar X immers heeft aangevoerd zou die veroordeling een grote bedreiging vormen voor een tot dan toe succesvolle exploitatie van de Film en gelet op het voorgaande treft dit gevolg alleen haar. De vorderingen van RMF zullen worden afgewezen.