14 jun 2022
Beschrijvende handelsnamen hoeven niet te worden doorgehaald
Vzr. Rb. Noord-Holland 14 juni 2022, IEF 2083; ECLI:NL:RBNHO:2022:4884 (Elektrische motorrijtuigen) Eisers houden zich onder meer bezig met de verhuur van e-scooters en e-fatbikes. Gedaagden houden zich onder andere bezig met verhuur van elektrische motorrijtuigen. In deze zaak betreft het 1 handelsnaam van eisers, 2 domeinnamen van eisers, 4 handelsnamen van gedaagden en 2 domeinnamen van gedaagden. Eisers stellen dat gedaagden in strijd handelen met artikel 5 van de Handelsnaamwet (Hnw), althans dat zij onrechtmatig handelen jegens hen omdat de handelsnamen van gedaagden slechts in geringe mate afwijken van de handelsnaam van eisers. Eisers menen dat verwarring bij het relevante publiek te duchten valt. De voorzieningenrechter stelt vast dat de handelsnamen van gedaagden slechts in geringe mate afwijken van de handelsnaam van eisers.
Beide partijen richten zich op dezelfde gemeente en houden zich bezig met ongeveer dezelfde activiteiten. Aangezien het om zuiver beschrijvende handelsnamen gaat, hebben deze in beginsel geen onderscheidend vermogen. De voorzieningenrechter geeft aan dat door eisers onvoldoende onderbouwd is dat haar handelsnaam bij het publiek zodanig ingeburgerd is dat het gebruik van de handelsnamen van gedaagden tot verwarringen tussen de ondernemingen leidt. De vordering van eisers om gedaagden te veroordelen de handelsnamen door te halen wordt daarom afgewezen. Wat betreft de domeinnamen oordeelt de voorzieningenrechter dat het voldoende aannemelijk is geworden dat gedaagden de domeinnamen heeft geregistreerd met het doel klanten van eisers naar haar website te leiden. Domeinnaam 1 van gedaagden stemt geheel overeen met de handelsnaam van eisers waardoor het gebruik hiervan onrechtmatig is jegens eisers. Domeinnaam 2 van gedaagden wijkt slechts in geringe mate af van de handelsnaam van eisers. De voorzieningenrechter oordeelt dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat het gebruik van deze domeinnaam verwarring kan wekken.
5.8. Vastgesteld kan worden dat de door [gedaagden] ingeschreven handelsnamen ‘ [handelsnaam 1 gedaagden] ’ en ‘ [handelsnaam 2 gedaagden] ’ slechts in zeer geringe mate afwijken van de door [eisers] gevoerde handelsnaam ‘ [handelsnaam 1 eisers] ’. Ook staat niet ter discussie dat partijen zich beiden op [gemeente] onder meer bezig houden met de verhuur van elektrisch aangedreven motorrijtuigen (scooters) voor recreatief gebruik. Ook kan worden vastgesteld dat het gaat om zuiver beschrijvende handelsnamen:’ [woord 2] ’ verwijst blijkens de toelichting daarover ter zitting naar een (elektrisch aangedreven) motorrijtuig met dikke banden waarop laidback gereden kan worden, terwijl [gemeente] uitsluitend de plaatsaanduiding is waarmee beide partijen aangeven dat zij hun onderneming op [gemeente] uitoefenen.
5.9. Een geheel beschrijvende handelsnaam heeft in beginsel geen onderscheidend vermogen, tenzij het relevante publiek een zodanige naam door de intensiteit van het gebruik ervan is gaan associëren met de onderneming die haar voert (inburgering) en dat dientengevolge bij het publiek door het gebruik van de sterk gelijkende handelsnamen verwarring tussen de ondernemingen te duchten is.
Om te beoordelen of die situatie zich voordoet moet dus in de eerste plaats beoordeeld worden of het relevante publiek de oudere handelsnaam van [eisers] ,‘ [handelsnaam 1 eisers] ’, kent en deze met haar onderneming in verband brengt.
Daarbij acht de voorzieningenrechter het van belang dat geen van partijen de betreffende handelsnamen als hoofdaanduiding van haar bedrijf gebruikt, zodat de bekendheid bij het relevante publiek in ieder geval niet op die wijze wordt versterkt. Zeker in dat licht heeft [eisers] naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende onderbouwd dat haar handelsnaam bij het publiek zodanig is ingeburgerd dat het gebruik van voornoemde handelsnamen door [gedaagden] tot verwarring tussen de beide ondernemingen leidt. Daarom is wordt geoordeeld dat onvoldoende aannemelijk geworden is dat er als gevolg van het gebruik van de sterk gelijkende handelsnamen verwarring tussen de beide ondernemingen te duchten is. De vordering van [eisers] om [gedaagden] te veroordelen de handelsnamen ‘ [handelsnaam 1 gedaagden] ’ en ‘ [handelsnaam 2 gedaagden] ’ door te halen wordt dan ook afgewezen.
5.16. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is voldoende aannemelijk geworden dat [gedaagden] deze domeinnamen heeft geregistreerd met het doel om klanten van [eisers] die via internet zouden zoeken naar ‘ [handelsnaam 1 eisers] ’ naar haar website te leiden. Daarnaast kan niet worden uitgesloten dat [gedaagden] deze domeinnamen bewust heeft geregistreerd om [eisers] alsnog te bewegen de domeinnaam ‘ [domeinnaam 2 eisers] , waarop hierna onder de reconventie nader zal worden ingegaan aan haar over te dragen.
Aangezien de domeinnaam ‘ [domeinnaam 1 eisers] ’ geheel overeenstemt met de handelsnaam van [eisers] wordt geoordeeld dat het gebruik van deze domeinnaam door [gedaagden] onrechtmatig is jegens [eisers] en dat [gedaagden] haar medewerking dient te verlenen aan overdracht van deze domeinnaam aan [eisers] .
5.17. Anders ligt dit naar het oordeel van de voorzieningenrechter voor de domeinnaam ‘ [domeinnaam 2 gedaagden] ’. Hoewel deze domeinnaam slechts in zeer geringe mate afwijkt van de handelsnaam van [eisers] , wordt geoordeeld dat gelet op het beschrijvende karakter van de handelsnaam en de domeinnaam onvoldoende aannemelijk is geworden dat het gebruik van deze domeinnaam eveneens verwarring kan wekken. Dit is door [eisers] onvoldoende aannemelijk gemaakt. Dit deel van de vordering wordt afgewezen.