Gepubliceerd op dinsdag 1 augustus 2017
IEF 17001
Hof Den Haag ||
1 aug 2017
Hof Den Haag 1 aug 2017, IEF 17001; ECLI:NL:GHDHA:2017:2191 (Borr€ls tegen BRRLS), https://delex.nl/artikelen/borrel-merkenbodemzaak-was-eenvoudig-en-levert-verlaging-proceskostenveroordeling-op

BORREL-merkenbodemzaak was eenvoudig en levert verlaging proceskostenveroordeling op

Hof Den Haag 1 augustus 2017, IEF 17001; ECLI:NL:GHDHA:2017:2191 (Borr€ls tegen BRRLS) Begroting proceskosten ex 1019h Rv. De rechtbank oordeelde dat BORREL-merken en BRRLS niet te kwader trouw zijn geregistreerd [IEF 14472]. Geïntimeerde betwist het bestaan van een licentieovereenkomst; ook als wel sprake zou zijn van een licentieovereenkomst is de licentiehouder niet bevoegd een verbodsactie in te stellen; hij is wel bevoegd onder bepaalde voorwaarden een vordering tot schadevergoeding of winstafdracht in te stellen (artikel 2.32 BVIE). Het gevorderde merkinbreukverbod wordt dus niet toegewezen. Omdat er sprake is van een eenvoudige bodemzaak waarin het ging om wie rechthebbende was op de merken en eventuele handelsnamen is appellant terecht in de kosten veroordeeld. De proceskostenveroordeling wordt verlaagd van €13.451,94 naar €2.758.

11. [geïntimeerde sub 2] betwist dat sprake is van een eenvoudige bodemzaak. Hij stelt dat het een zaak was met meerdere rechtsgebieden, te weten merkenrecht, handelsnaamrecht, depot te kwader trouw en onrechtmatige daad en meerdere eisers en gedaagden en dat na de comparitie nog aktes zijn genomen, zodat, begrijpt het hof, het begrote bedrag, althans een hoger bedrag dan € 8.000,-- als redelijk en evenredig moet worden aangemerkt.

12. Nu de vorderingen van [appellant] zijn afgewezen is hij terecht in de kosten van de procedure in eerste aanleg veroordeeld. Het hof is van oordeel dat in de za(a)k(en) van Borr€ls en [appellant] tegenorstHorst tegen [geïntimeerde sub 2], sprake is van een eenvoudige bodemzaak, waarin het in feite steeds (in conventie en in reconventie) slechts ging om de vraag wie, gelet op de beëindigde (voorgenomen) samenwerking, rechthebbende was op de Merken en eventuele handelsnamen. Over de vraag welke tekens waren gebruikt en of dat gebruik onder de beschermingsomvang van de Merken viel was geen discussie. Bij de zaken tegen de andere gedaagden was [geïntimeerde sub 2] geen partij. De door [geïntimeerde sub 2] genomen akte had een beperkte inhoud en omvang. Zoals ook [geïntimeerde sub 2], met zijn stelling dat de reconventie slechts het spiegelbeeld was van de conventie (punt 5 memorie van antwoord), kennelijk meent, hingen conventie en reconventie volledig met elkaar samen. Gelet op het bovenstaande acht het hof eenmalig het (maximale) indicatietarief van € 8.000,-- voor de conventie en de reconventie tezamen in de za(a)k(en) tegen [geïntimeerde sub 2] redelijk en evenredig. Daarbij rekent het hof, ook gelet op de kostenspecificatie van [geïntimeerde sub 2] in eerste aanleg (productie 27), waarin van de gespecificeerde kosten ongeveer 2/3 is toebedeeld aan de conventie en 1/3 aan de reconventie (de overige gevorderde kosten zijn niet voldoende gespecificeerd), ex aequo et bono 2/3 toe aan de conventie en 1/3 aan de reconventie. De gelijke verdeling over de zaken tegen Borr€ls en [appellant] acht het hof redelijk. In beide zaken is noodzakelijkerwijs grotendeels hetzelfde verweer gevoerd. Om die reden gaat het hof er ook vanuit dat slechts eenmaal € 8.000,-- ter zake verschuldigd is. Dat [appellant] vorderingen heeft ingesteld, terwijl hij geen rechthebbende was en geen belang daarbij had, komt voor zijn risico en doet er niet aan af dat [geïntimeerde sub 2] ook op andere punten verweer moest voeren.

Het bovenstaande leidt ertoe dat het hof de proceskosten, waarin [appellant] zal worden veroordeeld begroot op € 8.000,-- + € 274 (griffierecht) = € 8.274,-- x 2/3 = €5.516,--:2 = € 2.758,--. In zoverre slaagt grief 2 en zal het bestreden vonnis worden vernietigd.