Gepubliceerd op vrijdag 5 juli 2024
IEF 22119
HvJ EU ||
20 jun 2024
HvJ EU 20 jun 2024, IEF 22119; ECLI:EU:C:2024:528 (EUIPO tegen Indo European Foods Ltd), https://delex.nl/artikelen/britse-merkhouder-behoudt-belang-bij-eu-oppositieprocedure

Britse merkhouder behoudt belang bij EU-oppositieprocedure

HvJ EU 20 juni 2024, IEF 22119; ECLI:EU:C:2024:528 (EUIPO tegen Indo European Foods Ltd). Indo European Foods Ltd (hierna: Indo) stelt de niet-geregistreerde merkhoudster te zijn van het woordmerk ´BASMATI´, met betrekking tot rijstproducten. Op 13 oktober 2017 heeft zij een bezwaarschrift ingediend tegen een vlak daarvoor bij het EUIPO geregistreerd Uniemerk (zoals afgebeeld). De oppositie loopt stuk. Ook het door Indo ingestelde hoger beroep bij de Board of Appeal van het EUIPO faalt. Indo gaat daartegen in beroep bij het Gerecht. Tijdens de procedure bij het Gerecht verliep de overgangsperiode van de Brexit, waardoor de Britse rechten waarop Indo zich beriep, ophielden effect te hebben in de EU. Het EUIPO voerde bij het Gerecht aan dat Indo's beroep ontoelaatbaar was geworden wegens verlies van legitiem belang, maar het Gerecht ging daar niet in mee. Het EUIPO gaat in beroep bij het Hof.

Het EUIPO voerde bij het Gerecht aan dat Indo's beroep ontoelaatbaar was geworden wegens verlies van procesbelang. Indo beroept zich op art. 8 lid 4 Uniemerkenverordening. Het EUIPO heeft de afgewezen ingestelde oppositie bevestigd op grond van de vaststelling dat niet was voldaan aan de toepassingsvoorwaarden van art. 8 lid 4 Uniemerkenverodening, zodat Indo niet in aanmerking kwam voor de door deze bepaling geboden bescherming. Indo heeft zich heeft ter ondersteuning van haar beroep bij het Gerecht beroepen op schending van deze bepaling door het EUIPO. De beslissing van het EUIPO schaadt in het bijzonder de economische belangen van Indo, waardoor de vernietiging van deze beslissing haar dus een voordeel kan verschaffen. In dat kader oordeelt het Hof dat het Gerecht terecht heeft vastgesteld dat het door Indo ingestelde beroep niet zonder voorwerp was geraakt. Ook voor het overige schaart het Hof zich achter de redenering van het Gerecht, Indo behoudt haar belang bij de procedure. De hogere voorziening wordt afgewezen.

58. In de tweede plaats, voor zover het EUIPO met dit eerste onderdeel van het enige middel het Gerecht verwijt dat het in de punten 17 tot en met 23 van het bestreden arrest ten onrechte heeft geoordeeld dat een beroep noodzakelijkerwijs zijn voorwerp behoudt wanneer het oudere recht verdwijnt na de vaststelling van de bestreden beslissing, dient in herinnering te worden gebracht dat volgens vaste rechtspraak het voorwerp van het geding, evenals het procesbelang, op straffe van afdoening zonder beslissing moet blijven bestaan tot aan de rechterlijke beslissing, hetgeen veronderstelt dat de uitkomst van het beroep, of in voorkomend geval van de hogere voorziening, de partij die het heeft ingesteld, tot voordeel kan strekken (zie in die zin arrest van 4 september 2018, ClientEarth/Commissie, C‑57/16 P, EU:C:2018:660, punt 43 en aldaar aangehaalde rechtspraak, en beschikking van 30 april 2020, Cyprus/EUIPO, C‑608/18 P, C‑609/18 P en C‑767/18 P, EU:C:2020:347, punten 27 en 28 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

82. In casu blijkt uit het onderzoek van het eerste onderdeel van het enige middel van de onderhavige hogere voorziening dat het Gerecht terecht heeft vastgesteld dat het door Indo European Foods ingestelde beroep niet zonder voorwerp was geraakt. Voorts blijkt in wezen uit de punten 10 tot en met 12 van het bestreden arrest dat de litigieuze beslissing de afwijzing van de door deze partij ingestelde oppositie heeft bevestigd op grond van de vaststelling dat niet was voldaan aan de toepassingsvoorwaarden van artikel 8, lid 4, van verordening 2017/1001, zodat Indo European Foods volgens deze beslissing voor het betrokken oudere merk niet in aanmerking kwam voor de door deze bepaling geboden bescherming. Aangezien Indo European Foods zich ter ondersteuning van haar beroep bij het Gerecht juist heeft beroepen op schending van deze bepaling door de kamer van beroep en deze beslissing in het bijzonder de economische belangen van Indo European Foods schaadt, kan de vernietiging van deze beslissing haar dus een voordeel verschaffen.

94. In casu volstaat het op te merken dat punt 27 van het bestreden arrest slechts een antwoord van het Gerecht vormt op het argument van het EUIPO dat Indo European Foods in de loop van de procedure bij het Gerecht haar belang bij vernietiging van de litigieuze beslissing heeft verloren omdat de kamer van beroep in geval van vernietiging van deze beslissing het opnieuw bij haar aanhangige beroep zal moeten verwerpen bij gebreke van een door het recht van een lidstaat beschermd ouder merk.

95. Dit punt beperkt zich dus in wezen tot de vaststelling van het belang van Indo European Foods om in rechte op te treden voor het Gerecht en vormt derhalve slechts de noodzakelijke ondersteuning van de vaststelling van het bestaan van een dergelijk belang. Bijgevolg kan niet worden geoordeeld dat het Gerecht daarmee, in strijd met de in punt 93 van het onderhavige arrest in herinnering gebrachte rechtspraak, het EUIPO de vermeende verplichtingen heeft opgelegd waarnaar het EUIPO in dit onderdeel van zijn hogere voorziening verwijst.