10 jul 2024
Bunq maakt geen inbreuk op "Easy-merken" Easygroup
Rb. Den Haag 10 juli 2024, IEF 22166; ECLI:NL:RBDHA:2024:10136 (Easygroup tegen Bunq) Easygroup is actief in meerdere sectoren en houder van een aantal Uniemerken die worden voorafgegaan door het woord “EASY”. Bunq biedt voor bedrijven en consumenten verschillende abonnementen aan, waaronder “Easy Bank”, “Easy Money” en “Easy Green”. Easygroup vordert voor recht te verklaren dat Bunq door het gebruik van de eerder genoemde Easy tekens inbreuk maakt op de merken van Easygroup. In reconventie vordert Bunq nietigverklaring van een aantal Easy-merken van Easygroup. De rechtbank oordeelt dat de grafische elementen van de Easy-merken, in combinatie met de niet onderscheidende elementen ‘easy’ en de steeds beschrijvende tweede woordelementen, geen ab initio onderscheidende merken oplevert. Ten aanzien van normaal gebruik van de merken oordeelt de rechtbank dat het enkele gegeven dat er een elektrisch apparaat wordt gebruikt bij het afrekenen voor de dienst die onder het merk EASYCURRENCY wordt aangeboden, niet meebrengt dat sprake is van gebruik van het merk teneinde voor elektrische apparaten afzet te vinden of te behouden.
In het licht van het voorgaande worden een aantal Easy-merken nietig, dan wel vervallen verklaard. Ten aanzien van het merk EASYJET oordeelt de rechtbank dat het is ingeburgerd. De vordering tot nietigverklaring van EASYJET wordt daarom afgewezen. In conventie heeft Easygroup aangevoerd dat gezien de grote hoeveelheid “easy” merken die Easygroup exploiteert, er sprake is van een seriemerk waar Bunq inbreuk op maakt. Hiervoor is echter op zijn minst nodig dat het gemeenschappelijke element zelf onderscheidend is en dat is bij “easy” niet het geval. Tot slot oordeelt de rechtbank in het kader van EASYJET dat er een geringe mate van overeenstemming bestaat tussen de EASYJET merken enerzijds, en de tekens van Bunq anderzijds, waarbij de overeenstemming enkel ziet op het niet onderscheidende element “EASY”. De vorderingen in conventie worden afgewezen.
6.2.6. De rechtbank stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat het merendeel van de waren en diensten van Easygroup bestemd zijn voor gewone consumenten en er dus geen sprake is van een relevant publiek met bijzondere kennis of eigenschappen. In de jurisprudentie wordt over het algemeen aangenomen dat een groot deel van de Europese consumenten een basiskennis heeft van de Engelse taal.6 De door Easygroup overgelegde statistieken vormen geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken. Easygroup baseert zich in dit verband op cijfers die zien op de mate waarin inwoners van niet Engelstalige landen in staat zijn om een gesprek te voeren in het Engels. Easygroup verwijst naar, bijvoorbeeld, een publicatie van het European Data Journalism Network.7 Uit deze publicatie moet volgens Easygroup blijken dat 65% van de Europeanen alleen de moedertaal spreekt. Dit is echter geen correcte weergave van wat er in die publicatie staat. Daarin staat namelijk dat 35% alleen de moedertaal spreekt, terwijl 65% een tweede, derde of zelfs vierde taal beheerst. In diezelfde publicatie staat ook dat het Engels de meest gesproken tweede taal is en dat 98% van Europese basisschoolleerlingen Engelse taalles krijgt.
6.2.6. De rechtbank stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat het merendeel van de waren en diensten van Easygroup bestemd zijn voor gewone consumenten en er dus geen sprake is van een relevant publiek met bijzondere kennis of eigenschappen. In de jurisprudentie wordt over het algemeen aangenomen dat een groot deel van de Europese consumenten een basiskennis heeft van de Engelse taal.6 De door Easygroup overgelegde statistieken vormen geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken. Easygroup baseert zich in dit verband op cijfers die zien op de mate waarin inwoners van niet Engelstalige landen in staat zijn om een gesprek te voeren in het Engels. Easygroup verwijst naar, bijvoorbeeld, een publicatie van het European Data Journalism Network.7 Uit deze publicatie moet volgens Easygroup blijken dat 65% van de Europeanen alleen de moedertaal spreekt. Dit is echter geen correcte weergave van wat er in die publicatie staat. Daarin staat namelijk dat 35% alleen de moedertaal spreekt, terwijl 65% een tweede, derde of zelfs vierde taal beheerst. In diezelfde publicatie staat ook dat het Engels de meest gesproken tweede taal is en dat 98% van Europese basisschoolleerlingen Engelse taalles krijgt.
6.3.5. Easygroup veronderstelt kennelijk dat het enkele gegeven dat er een elektrisch apparaat, namelijk een pinautomaat, wordt gebruikt bij het afrekenen voor de dienst die zij onder het merk EASYCURRENCY aanbiedt, meebrengt dat daarmee het merk ook is gebruikt voor elektrische apparaten. Deze veronderstelling is onjuist. Daarmee is immers geen sprake van gebruik van het merk teneinde voor elektrische apparaten afzet te vinden of te behouden. Voor zover Easygroup een soortgelijke redenering hanteert ten aanzien van haar overige merken, doet zij dat tevergeefs.
6.15.6. De rechtbank is van oordeel dat uit de door Easygroup naar voren gebrachte gegevens afdoende is gebleken dat het merk EASYJET door intensief gebruik onderscheidend vermogen heeft gekregen. Easygroup baseert zich voor een belangrijk deel op de door haar overgelegde jaarrapportages. Nu het hier gaat om rapportages van een beursgenoteerde onderneming, welke rapportages door een externe accountant worden gecontroleerd, mag ervan worden uitgegaan dat de daarin genoemde cijfers juist zijn.
7.2.7. Voor een geslaagd beroep op een seriemerk of merkenfamilie is echter niet voldoende dat de merkhouder beschikt over meerdere merkregistraties met een gemeenschappelijke element. De merkhouder moet aantonen dat de merken ook als familie van merken zijn gebruikt en dientengevolge als zodanig door het in aanmerking komende publiek worden gepercipieerd. Daarvoor is op zijn minst nodig dat het gemeenschappelijke element zelf onderscheidend is. Hierboven is reeds geoordeeld dat het element “easy”, zoals dat door Easygroup wordt gebruikt, beschrijvend is en daarom geen onderscheidend vermogen heeft. Hierop strandt de vordering van Easygroup, voor zover zij zich beroept op het bestaan van een seriemerk.