Catering bij EPO
Gerechtshof 's-Gravenhage sector civiel 21 juni 2011, LJN BR 0188 KG ZA 10-11 (European Patent Organisation tegen Stichting Restaurant De La Tour)
De Stichting verzorgt catering bij EPO. Stichting komt in kort geding op tegen gunningsvoornemen EPO. Beperking rechtstoegankelijkheid niet gerechtvaardigd door het doel dat met immuniteit van rechtsmacht van EPO is gediend. Beleidsregels EPO staan niet in de weg tot staking van aanbesteding en desgewenst tot heraanbesteding.
14. Deze voor Restour aldus ontstane beperking in rechtstoegankelijkheid wordt in het onderhavige geval naar voorlopig oordeel van het hof niet gerechtvaardigd door het doel dat met de door EPO ingeroepen immuniteit van rechtsmacht is gediend. Het hof onderkent dat de EPO als (orgaan van een) intergouvernementele organisatie toekomende immuniteit van rechtsmacht voor haar van groot belang is voor het ongehinderd en onafhankelijk van het gastland (“waardevrij”) kunnen uitvoeren van haar werkzaamheden, maar die werkzaamheden dienen dan wel te vallen binnen de omschrijving van de door de Verdragsluitende Staten aan haar opgedragen taken. Als orgaan van de EOO heeft EPO tot taak “het verlenen van Europese octrooien” (artikel 4, derde lid EOV). Uit artikel 3, eerste lid Protocol blijkt vervolgens dat het kader van de haar toekomende immuniteit van rechtsmacht wordt gevormd door haar “officiële werkzaamheden”, terwijl blijkens het vierde lid van dat artikel onder “officiële werkzaamheden” die werkzaamheden worden verstaan “welke strikt noodzakelijk zijn voor de administratieve en technische uitvoering van haar taken zoals die zijn vastgesteld in het Verdrag”. Voor zover er derhalve al enig (en onmiddellijk) verband zou bestaan tussen het bieden van een catering-faciliteit voor (vooral) werknemers en ten behoeve van bijeenkomsten en vergaderingen enerzijds en (de technische of administratieve uitvoering van) het verlenen van Europese octrooien anderzijds, dan is deze (al dan niet door EPO gesubsidieerde) faciliteit naar voorlopig oordeel van het hof in elk geval niet aan te merken als daarvoor “strikt noodzakelijk”. Anders dan EPO heeft betoogd ziet het hof in de Duitstalige, Engelstalige of Franstalige tekst van het Verdrag geen aanwijzing voor een ruimere opvatting van de in het Verdrag bedoelde, binnen de taakomschrijving van EPO vallende, officiële werkzaamheden (“..alle Tätigkeiten .., die für ihre im Übereinkommen voorgesehene Verwaltunsarbeit und technische Arbeit unbedingt erforderlich sind”, respectievelijk “..such as are strictly necessary for its administrative and technical operation..” en “sont celles qui sont strictement nécessaires à son fonctionnement administratif et technique …”). Aangezien (de uitgeschreven aanbesteding van) de geboden catering-faciliteit niet kan worden geacht voor de uitvoering van de aan EPO opgedragen taken “strikt noodzakelijk” te zijn en EPO deze taken, niettegenstaande de door Restour ingeroepen rechterlijke toetsing, waardevrij en onafhankelijk van het gastland kan blijven uitoefenen, acht het hof de Restour ontzegde toegang tot de rechter disproportioneel ten opzichte van het met de door EPO ingeroepen immuniteit beoogde doel en in dit geval derhalve strijdig met artikel 6 EVRM. Het beroep dat EPO in dit verband nog heeft gedaan op de door de Hoge Raad in zijn arrest van 23 oktober 2009 (NJ 2009/527, inzake EPO/Bertrand ) onderschreven, EPO toekomende immuniteit van jurisdictie faalt reeds omdat in die zaak, anders dan in het onderhavige geval, vast stond dat voor de (ex-) werknemer Bertrand een effectieve rechtsgang bij het Amtenarengerecht open stond of had open gestaan. De eerste twee grieven treffen dan ook geen doel.
24. Terecht heeft Restour hiertegen ingebracht dat de Tender Guidelines EPO de mogelijkheid laten om een aanbestedingsprocedure in bepaalde gevallen te staken en tot heraanbesteding over te gaan. In artikel 6.6, eerste lid van de Financial Regulations is bepaald dat EPO in daarin nader omschreven gevallen of “for any other serious reason” tot staking van de aanbesteding mag overgaan, terwijl in het vierde lid staat opgenomen: “After cancellation, a new invitation to tender may be issued (…)”. Zonder nadere toelichting, die EPO verzuimd heeft te geven, valt niet in te zien waarom de reeds door de voorzieningenrechter gegeven (en door het hof in de rechtsoverwegingen 18 en 19 van dit arrest onderschreven) voorlopige oordelen aangaande de ondeugdelijkheid van de gevolgde aanbestedingsprocedure in redelijkheid niet zouden kunnen worden aangemerkt als een voldoende “serious reason”. Anders dan EPO heeft betoogd, staan haar eigen (beleids)regels er derhalve niet aan in de weg om ook met eerbiediging van de haar verleende autonomie tot staking van de onderhavige aanbesteding en desgewenst, met inachtneming van het bepaalde in artikel 55 van de Financial Regulations, tot heraanbesteding over te gaan.
Lees het gehele arrest hier (pdf)