Gepubliceerd op maandag 17 april 2023
IEF 21361
BBIE ||
6 apr 2023
BBIE 6 apr 2023, IEF 21361; https://delex.nl/artikelen/collistar-tegen-callista

COLLISTAR tegen Callista

BBIE 6 april 2023, IEF 21361; Oppositienummer 2018104 (COLLISTAR tegen Callista) In een recente zaak heeft het Benelux-Bureau voor Intellectuele Eigendom (BOIP) geoordeeld over een merkconflict tussen de merken 'COLLISTAR' en 'Callista'. Callista is verweerder in deze zaak en had op 6 september 2021 een merkaanvraag ingediend voor haar merk. COLLISTAR, een toonaangevend merk op het gebied van cosmetica, heeft oppositie ingediend tegen deze registratie omdat er sprake zou zijn van verwarringsgevaar tussen de merken.

COLLISTAR beweert dat de merken te veel op elkaar lijken, omdat 'Callista' vrijwel volledig is opgenomen in het merk 'COLLISTAR': ze beginnen beide met de letter "C", hebben beide de dubbele "LL" in het midden en bevatten beide het identieke element "ISTA". Hierdoor ontstaat volgens de opposant een verwarringsgevaar nu beide bedrijven handelen in cosmetische goederen. COLLISTAR stelt dat haar merk wereldwijd bekend is en daarom een bovengemiddelde mate van bekendheid en onderscheidend vermogen heeft opgebouwd. Callista betwist dat er sprake is van verwarringsgevaar en beweert dat de merken conceptueel verschillend zijn. 'Callista' zou verschillende betekenissen hebben, zoals een vrouwelijke persoonsnaam en de naam voor een bloemensoort, terwijl 'COLLISTAR' een duidelijk verband zou hebben met het woord 'star'. Daarnaast beweert de Callista dat de producten waarin de merken handelen, slechts een gedeeltelijke overlap hebben.

Het BOIP heeft geoordeeld op basis van de Benelux Merkenwet en heeft gekeken naar de gelijkheid van de goederen en diensten, alsmede de visuele en fonetische gelijkenis tussen de merken. Het BOIP komt tot de conclusie dat de goederen van de merken voor een groot deel identiek zijn en dat de merken te veel op elkaar lijken. Hierdoor ontstaat verwarringsgevaar. Op basis van deze beoordeling heeft het BOIP de oppositie van COLLISTAR gegrond verklaard en de registratie van de merkaanvraag van Callista afgewezen.

44. The global assessment must be made by reference to the average consumer, who is reasonably well-informed and reasonably observant and circumspect about the goods or services in question. However, account must be taken of the fact that the average consumer only rarely has the opportunity to make a direct comparison between the different trademarks but relies on the imperfect impression left upon him. It must also be borne in mind that the average consumer's level of attention may vary depending on the type of goods or services at issue. 13 In the present case, the goods concerned are aimed at the public at large for which the level of attention is deemed to be normal.

45. The greater the degree of distinctiveness of the earlier trademark, the greater the likelihood of confusion. Trademarks with a highly distinctive character, either by their nature or because of their reputation on the market, enjoy greater protection than trademarks with a weak distinctive character.14 In the present case the invoked trademark has to be considered as having normal distinctiveness for the goods concerned as it does not describe the characteristics of the goods in question. Opponent has argued that the trademark relied upon is well known and has enhanced distinctiveness (see above under 13), but has not demonstrated this. Therefore, the Office cannot take this into account.

46. The global assessment of the likelihood of confusion presupposes a certain coherence between the factors to be taken into account and, in particular, between the similarity of the conflicting signs and the goods or services to which they relate. Thus, a low degree of similarity between the goods or services in question may be offset by a high degree of similarity between the signs, and vice versa.15

47. In this case the signs are visually highly similar and phonetically similar. The relevant goods are identical. On the basis of these and the other factors mentioned above, and considering their interdependence, the Office considers that there is a likelihood of confusion in the sense that the public may believe that the goods designated by the trademark relied on and those to which the contested sign relates come from the same undertaking or, as the case may be, from undertakings which are economically linked.