27 jul 2016
Conclusie AG: Royalties en licentierechten niet opnemen in douanewaarde
Conclusie AG HvJ EU 27 juli 2016, IEF 16157; LS&R 1352; IEFbe 1886; C-173/15; ECLI:EU:C:2016:621 (GE Healthcare tegen Hauptzollamt Düsseldorf)
Royalties en licentierechten moeten niet worden opgenomen in de douanewaarde als niet vaststaat dat licentierechten voor merken verschuldigd zijn. Conclusie AG:
1) Artikel 32, lid 1, onder c) [DouaneVo], moet aldus worden uitgelegd dat het niet verlangt dat het bedrag van de royalty’s of de merklicentierechten reeds wordt bepaald op het tijdstip waarop de douaneschuld ontstaat opdat de in dit artikel voorziene aanpassing van de douanewaarde van de ingevoerde goederen waarop dit merk is aangebracht, zou kunnen worden verricht.
2) Artikel 32, lid 1, onder c), van verordening nr. 2913/92, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1791/2006, moet aldus worden uitgelegd dat het erkent dat royalty’s of merklicentierechten ‚betrekking [kunnen] hebben op’ ingevoerde goederen waarop dat merk is aangebracht, in de zin van dit artikel en van artikel 157, lid 2, van verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van verordening nr. 2913/92, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1792/2006 van de Commissie van 23 oktober 2006, zelfs indien die royalty’s of die licentierechten slechts gedeeltelijk verband houden met die goederen.
3) Artikel 32, lid 1, onder c), van verordening nr. 2913/92, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1791/2006, en de artikelen 159 en 160 van verordening nr. 2454/93, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1792/2006, moeten aldus worden uitgelegd dat de betaling van royalty’s of merklicentierechten een ‚voorwaarde voor de verkoop’ van ingevoerde goederen kan zijn wanneer in eenzelfde groep van ondernemingen de onderneming waaraan deze royalty’s of deze merklicentierechten worden betaald, verbonden is met zowel de verkoper als de koper van die goederen en deze laatste verplicht is om de royalty’s of de merklicentierechten te betalen op verzoek van de verkoper of van de onderneming die met hem verbonden is, zonder dat hij dergelijke goederen kan betrekken van een andere leverancier die niet verbonden is met de verkoper. Het staat aan de verwijzende rechter om na te gaan of aan die voorwaarden is voldaan in het hoofdgeding.
4) De aanpassing die wordt opgelegd door artikel 32, lid 1, onder c), van verordening nr. 2913/92, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1791/2006, en de passende toebedeling aan de hand van objectieve en meetbare gegevens waarin artikel 158, lid 3, van verordening nr. 2454/93, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1792/2006, voorziet tussen enerzijds de royalty’s of de merklicentierechten die betrekking hebben op de ingevoerde goederen en anderzijds die welke betrekking hebben op diensten die worden geleverd nadat de invoer heeft plaatsgevonden, kunnen worden toegepast ingeval de douanewaarde van de goederen niet kan worden bepaald op basis van de transactiewaarde die in artikel 29 van verordening nr. 2913/92, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1791/2006, is vermeld maar deze waarde enkel kan worden vastgesteld via de subsidiaire methode van artikel 31, lid 1, van verordening nr. 2913/92, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1791/2006.
Uitgebreide introductie [via MinBuza]:
De rechtsvoorganger van verzoekster, GE Medical Systems Deutschland GmbH & Co. KG (KG) heeft met de met haar verbonden onderneming Monogram Licensing International Inc. (MLI) een licentieovereenkomst gesloten. Vervolgens heeft MLI aan KG een aantal ieder einde kalenderjaar te vergoeden, niet-exclusieve licenties verleend bijvoorbeeld voor gebruik van het merk van de groep; de verwerking van afval. (Het gaat om gezondheidsproducten waarbij door de snelle technische ontwikkelingen oude producten vaak moeten worden verwijderd). MLI behoudt het toezicht op de gestelde voorwaarden en kan bij inbreuk op korte termijn opzeggen. KG verzorgt het onderhoud van de medische technische apparaten van haar klanten, voor welke dienstverrichting zij (ook delen van) ingevoerde goederen gebruikt. Deze service vormt een groot deel van haar inkomen. Bij een douanecontrole over oktober 2007 – december 2009 constateert verweerder (Hauptzollamt Düsseldorf) dat KG van tot dezelfde groep behorende ondernemingen uit derde landen afkomstige goederen heeft verkregen, zonder daarover royalties en licentierechten in de aangiften van de douanewaarden op te nemen. KG krijgt in september 2010 een naheffing. Zij vraagt in juli 2011 om terugbetaling daarvan. In augustus 2011 is verzoekster als rechtsopvolger onder algemene titel in de plaats getreden van KG. Pas in maart 2015 wijst verweerder het in 2011 gedane verzoek om terugbetaling af op de grond dat de in het heffingsbericht gehanteerde douanewaarden juist zijn. Verzoekster stelt dat op grond van Vo. 2913/92 royalties en licentierechten dienen te worden uitgesloten van berekening van douanewaarde aangezien de verrichte betalingen niet alleen betrekking hebben op de ingevoerde goederen. Zij wijst in het bijzonder op de regeling in het VK waar de douaneAut ervan uitgaan dat de licentieovereenkost niet leidt tot verhoging van de douanewaarde met het bedrag van royaties en licentierechten, en op de noodzaak van uniforme regels in de EU.
Gestelde vragen:
1) Kunnen royalties en licentierechten, in de zin van artikel 32, lid 1, onder c), van verordening nr. (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 302, blz. 1; hierna: „verordening nr. 2913/92”), worden opgenomen in de douanewaarde, hoewel noch op het tijdstip waarop de overeenkomst is gesloten, noch op het voor het ontstaan van de douaneschuld relevante tijdstip, dat in casu op basis van de artikelen 201, lid 2, en 214, lid 1, van deze verordening moet worden bepaald, niet vaststond dat licentierechten verschuldigd waren?
2) Indien de eerste vraag bevestigend moet worden beantwoord: kunnen royalties en licentierechten voor merken, in de zin van artikel 32, lid 1, onder c), van verordening nr. 2913/92, betrekking hebben op ingevoerde goederen, hoewel deze royalties en licentierechten ook zijn betaald voor diensten en voor het gebruik van het teken dat het hoofdbestanddeel van de naam van het concern uitmaakt?
3) Indien de tweede vraag bevestigend moet worden beantwoord: kunnen royalties en licentierechten voor merken, in de zin van artikel 32, lid 1, onder c), van verordening nr. 2913/92, een voorwaarde zijn voor de verkoop van de ingevoerde goederen voor uitvoer naar de Gemeenschap in de zin van artikel 32, lid 5, onder b), van de verordening nr. 2913/92, hoewel de betaling van deze royalties en licentierechten is verlangd van een met de verkoper en de koper verbonden onderneming en welke betaling ook is verricht?
4) Indien de derde vraag bevestigend moet worden beantwoord en ingeval de royalties en licentierechten – zoals in casu – deels betrekking hebben op de ingevoerde goederen en deels op diensten die na de invoer zijn verricht: dient dan te worden geoordeeld dat de passende, slechts aan de hand van objectieve en meetbare gegevens te verrichten toedeling, overeenkomstig artikel 158, lid 3, van verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 253, blz. 1; hierna: „verordening nr. 2454/93”), in samenhang gelezen met de in bijlage 23 van verordening nr. 2454/93 opgenomen notitie voor de interpretatie op artikel 32, lid 2, van verordening nr. 2913/92, ertoe leidt dat enkel een volgens artikel 29 van verordening nr. 2913/92 bepaalde douanewaarde kan worden herzien, of kan in een situatie waarin geen douanewaarde volgens bedoeld artikel 29 kan worden vastgesteld, eveneens in geval van een met toepassing van artikel 31 van verordening nr. 2913/92 te bepalen douanewaarde worden overgegaan tot de toedeling waarin artikel 158, lid 3, van de verordening nr. 2454/93 voorziet, indien die kosten anders niet in aanmerking zouden worden genomen?