Controle van een verwijderingsopdracht
Hof 's-Hertogenbosch 24 april 2012, LJN BW4126, zaaknr. HD 200.081.274 (Dirrix tegen Eestairs)
Uitspraken ingezonden door Rutger van Rompaey, QuestIE Advocatuur B.V..
Tenuitvoerlegging. Auteursrecht op linttrap. In navolging van Rechtbank Breda 22 december 2010 waarin de voorzieningenrechter Dirrix had verboden om het vonnis van 20 oktober 2010 [IEF 9169] ten uitvoer te leggen totdat een rechter anders beslist.
Volgens Dirrix zijn er dwangsommen verbeurd van € 107.000. Eestairs heeft aangevoerd dat het vonnis van 20 oktober 2010 is vervallen (ex 1019i Rv) en dat dit met terugwerkende kracht is (ex 50(6) Trips en 9(5) Europese handhavingsrichtlijn). Dit laatste wordt door het Hof verworpen.
Het hof is van oordeel dat met het doen van een verzoek om afbeeldingen van sites van derden te verwijderen, kan worden voldaan aan het vonnis. Dit is niet anders waar het websites betreft waarvan is gesteld dat deze aan Eestairs gelieerd zijn.
Wat betreft de eigen website heeft Eestairs (gelet op het emailbericht aan haar webbeheerder) opdracht gegeven alle verwijzingen te laten verwijderen en heeft zich daartoe voldoende ingespannen. Het hof acht dit niet aannemelijk dat Eestairs redelijkerwijs voldoende inspanning en zorgvuldigheid heeft betracht het Engelstalige gedeelte in overeenstemming met het vonnis te brengen. Van Eestairs mocht worden verlangd dat zij haar eigen website op juiste uitvoering van de verwijderingsopdracht zou controleren.
Het hof gaat voorbij aan de stelling dat screenprints gemakkelijk gemanipuleerd kunnen worden en komt tot een eenmalige verbeurte van een dwangsom van €25.000. Het Hof vernietigt het vonnis van 22 december 2011 en beveelt de executie van dwangsommen te schorsen voor de Nederlandstalige website en veroordeelt Eestairs tot betaling van een dwangsom betreft voornoemde overtreding aangaande de Engelstalige website van Eestairs. De proceskosten worden gecompenseerd.
4.7.1 Het hof verwerpt het betoog van Eestairs dat zij ten tijde van de gestelde overtredingen niet op straffe van verbeurte van dwangsommen tot naleving van dde onderhavige voorlopige voorziening gehouden was, nu deze op grond van art. 1019iRv met terugwerkende kracht is vervallen. Naar het voorlopig oordeel van het hof kan de gestelde terugwerkende kracht niet uit de tekst van art. 1019iRv worden afgeleid, noch uit art. 50(6) TRIPs of art. 9(5) van de Europese handhavingsrichtlijn. Nu evenmin andere gronden aanwezig zijn om de gestelde terugwerkende kracht van het verval van de voorziening aan te nemen, moet ervan worden uitgegaan dat het gevorderde verbod op deze grond niet toewijsbaar is.
4.7.7 Het hof verwerpt voorshands de stelling van Eestairs die erop neerkomt dat de door Dirrix overlegde screenprints de stellingen van Dirrix niet, althans onvoldoende ondersteunen, omdat daarop - als gevolg van cache-werking - louter historische gegevens te zien zouden zijn.
(...) Thomassen noemt als voorbeeld van websites die daarmee wel een probleem hebben 'nieuws-websites en andere prioriteitsinformatie-websites', met welke sites de website van Eestairs naar het voorlopig oordeel van het hof niet kan worden vergeleken. Het cache-probleem zou volgens de stellingen van Eestairs in het onderhavige geval immers niet betreffen dat niet á la minute over up-to-date informatie kan worden beschikt, maar dat informatie op haar website niet is ververst gedurende een periode van twaalf dagen.
Het lag aldus naar het voorlopig oordeel van het hof op de weg van Eestairs om concreet aan te geven op welke grond kan worden aangenomen dat de vele overlegde screenprints zijn gemaakt van op dat moment reeds verouderde gegevens, een en ander in weerwil van de door Dirrix concreet benoemde omstandigheden die voorshans het tegengestelde standpunt ondersteunen.
4.7.8 Het hof gaat voorbij aan de stelling van Eestairs dat screenprints gemakkelijk gemanipuleerd kunnen worden, nu deze stelling onvoldoende concreet is om de conclusie te dragen dat manipulatie door Dirrix of zijn advocaat van de overlegde stukken daadwerkelijk sprake is geweest.
Voor nadere bewijslevering is in de onderhavige voorlopige voorzieningenprocedure geen plaats, zodat daaraan niet wordt toegekomen. Aan de bewijsaanbiedingen gaat het hof aldus voorbij.
Lees het vonnis hier (LJN BW4126, grosse HD 200.081.274).