De (aanvullende) bescherming van art. 6:162 BW
Paul Geerts (Rijksuniversiteit Groningen): Noot bij Gerechtshof Amsterdam 3 november 2009, IEF 8328 (Media Mij/ANWB)
In het laatste nummer van IER (2010/25, p. 214) heeft Gielen een korte noot geschreven onder het hierboven genoemde arrest. (…) met Gielen ben ik het eens dat het Hof bij de invulling van de Europolis-norm te streng is geweest en de inburgering in Nederland voldoende zou moeten zijn om voor merkbescherming in aanmerking te komen. Maar daar gaat het mij in deze korte bijdrage niet eens zozeer om. Het gaat mij om een ander punt waar Gielen in zijn noot geen aandacht aan heeft besteed. Want de ANWB heeft voor het geval haar merkvordering (in verband met het ontbreken van onderscheidend vermogen) zou worden afgewezen, subsidiair een beroep gedaan op de (aanvullende) bescherming van art. 6:162 BW. Kan dat?
(…) Onbegrijpelijk is dat het Hof in r.o. 4.10 bij de behandeling van de subsidiaire art. 6:162 BW-vordering en meer specifiek bij de beantwoording van de vraag of het teken van de ANWB in Nederland is ingeburgerd, verwijst naar de hierboven geciteerde merkenrechtelijke overwegingen. Wat het Hof daarbij echter uit het oog verliest is dat het bij een beroep op art. 6:162 BW enkel gaat om de inburgering in Nederland. (…).
Lees de volledige noot hier.