De aard van de ondernemingen
Gerechtshof Arnhem, 27 februari 2007, rolnummer 2006/933KG Vacansoleil B.V. tegen Otahal h.o.d.n. Campingholidays-vvo Nederland.nl (met dank aan Alma Theunissen, De Jonge Peters Remmelink Advocaten).
Handelsnaamgeschil. Geen exclusiviteit op algemeen gebruikelijke termen. Geen inburgering. Vermoedelijk de eerste richtlijnconforme proceskostenveroodeling in hoger beroep.
In dit geding stelt Vacansoleil — dat sinds 2000 kampeervakanties aanbiedt onder de naam Vacansoleil Camping Holidays — dat Otahal inbreuk maakt op Vacansoleils handelsnaamrechten althans onrechtmatig handelt doordat Otahal de naam ‘Campingholidays-vvo Nederland’ voert en de internetdomeinnaam ‘campingholidays-vvo.nl’ gebruikt. De voorzieningenrechter heeft de op die stelling gebaseerde vorderingen afgewezen omdat zij, kort gezegd, van oordeel was dat de woorden ‘camping holidays’ louter beschrijvend waren voor de aard van de ondernemingen van partijen, en dat deze woorden niet met een beroep op art. 5 Hnw gemonopoliseerd konden worden.
Het hof volgt de rechtbank: “Aldus heeft Vacansoleil, door in de handelsnaam waaronder zij haar kampeervakanties aanbiedt de woorden ‘camping holidays’ op te nemen, zelf het risico genomen dat andere marktpartijen bij het aanbieden van hun kampeervakanties gebruik maken van een in de handelsnaam van Vacansoleil voorkomende term. In dat verband is van belang dat het gebruik van Engelstalige aanduidingen van aangeboden zaken en diensten in Nederland bepaald niet ongebruikelijk is, zeker niet in de reisbranche. Het enkele feit dat Vacansoleil in haar handelsnaam niet de productaanduiding kampeervakanties maar het Engelse ‘camping holidays’ gebruikt, kan derhalve niet met zich meebrengen dat Vacansoleil een exclusief gebruik van die aldus als algemeen gebruikelijk te kwalificeren — term kan bewerkstelligen. Een en ander mondt uit in het oordeel dat Vacansoleil niet met een beroep op art. 5 Hnw andere aanbieders van kampeerreizen het gebruik van de woorden ‘camping holidays’ kan verbieden en op die manier die aanduiding kan monopoliseren.
Dat wordt niet anders door het gegeven dat Vacansoleil uitgebreide (reclame)inspanningen heeft gedaan teneinde de bekendheid van haar handelsnaam ‘Vacansoleil camping holidays’ te vergroten. Tot een beschermenswaardige ‘inburgering’ van de woorden ‘camping holidays’ (zonder het voorvoegsel ‘Vacansoleil’) kunnen die inspanningen niet leiden.” (4.2)
”Voor zover Otahal het ontstaan van enige verwarring kan worden tegengeworpen, zou die verwarring dus het gevolg moeten zijn van een grote mate van overeenstemming van de handelsnamen van partijen buiten de productaanduiding ‘camping holidays’. Gelet op het grote verschil tussen enerzijds het voorvoegsel ‘Vacansoleil’ en anderzijds de uitgang ‘vvo’ kan van een dergelijke — aan Otahal te verwijten — verwarring geen sprake zijn. Voor het overige is gesteld noch gebleken dat een van partijen de aanduiding ‘camping holidays’ ook zonder het voorvoegsel ‘Vacansoleil’ respectievelijk de toevoeging ‘vvo’ als handelsnaam gebruikt. De stelling van Vacansoleil dat de enkele aanduiding ‘camping holidays’ of ‘campingholidays’ door het publiek wordt gebruikt als zoekterm op internet (met als resultaat verwijzingen naar de sites van hetzij Vacansoleil hetzij Otahal) onderstreept met name dat het hier inderdaad gaat om een algemeen gebruikelijke aanduiding voor de door partijen aangeboden producten. Op zichzelf kan die stelling echter niet leiden tot het oordeel dat de gestelde verwarring die daarvan het gevolg is, aan Otahal moet worden verweten.”(4.3)
”Uit deze beschouwingen volgt naar het voorlopig oordeel van het hof niet alleen dat Vacansoleil Otahal het gebruik van de namen ‘Campingholidays-vvo Nederland’ en ‘campingholidays-vvo.nl’ niet kan verbieden met een beroep op art: 5 Hnw, maar ook dat Otahal niet in strijd met art. 5b Hnw of anderszins onrechtmatig handelt door die namen te gebruiken bij het aanbieden van kampeerreizen.” (4.4)
Proceskosten
“In het incidenteel appel betoogt Otahal dat de voorzieningenrechter Vacansoleil niet in de geliquideerde, maar in de volledige proceskosten had moeten veroordelen. Daartoe beroept Otahal zich op art. 14 van richtlijn 2004/48/EG (richtlijn van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten), althans op de verplichting van de nationale rechter om het Nederlandse recht (met name art. 237 e.v. Rv) richtlijnconform uit te leggen.
Gelet op de verstreken uiterste datum voor implementatie van de richtlijnbepalingen, 29 april 2006, en het gegeven dat het Nederlandse recht geen dwingende voorschriften bevat die tot toepassing van het zogeheten liquidatietarief dwingen, komen in een geding als het onderhavige alle ‘redelijke en evenredige gerechtskosten en andere kosten die de in het gelijk gestelde partij heeft gemaakt’ voor vergoeding in aanmerking. Vacansoleil heeft zich op zichzelf niet verweerd tegen toewijzing van de door Otahal in dit verband gevorderde kosten. Ook anderszins is niet gebleken dat deze kosten niet aan voornoemd criterium voldoen.
Het incidenteel beroep moet dus leiden tot vernietiging van het bestreden vonnis op het punt van de proceskosten, en toewijzing van het in dit verband gevorderde bedrag van € 6.417,05, zijnde de werkelijke kosten van rechtsbijstand voor het geding in eerste aanleg (te vermeerderen met het ook door de voorzieningenrechter toegewezen vastrecht ad €248,--).
Als de in het ongelijk gestelde partij zal Vacansoleil daarnaast in de kosten van zowel het principaal als het incidenteel hoger beroep worden veroordeeld. Ook in hoger beroep heeft Otahal aanspraak gemaakt op vergoeding van de werkelijk door haar gemaakte kosten van rechtsbijstand ad € 2.904,69. Gelet op het onder 4.7 overwogene, en op het feit dat ook van deze kosten niet is gebleken dat zij niet aan voornoemd criterium voldoen, zal het hof ook deze kosten toewijzen.” (4.6.- 4.9)
Lees het arrest hier (inclusief vonnis Rechtbank Zutphen).