De wettelijke fictie
Gerechtshof ’s-Gravenhage, 18 mei 2006, 04/0357, B.H.J. Schumann tegen J. Gierveld Beheer B.V.
Gierveld vordert in dit geding vergoeding van schade, die naar Gierveld stelt is veroorzaakt doordat octrooigemachtigde Schumann een beroepsfout zou hebben gemaakt. Schumann voert aan dat Gierveld niet ontvankelijk dient te worden verklaard omdat zijzelf geen schade heeft geleden en aldus niets te vorderen heeft.
Op grond van artikel 43A ROW 1910 kan de octrooihouder een redelijke vergoeding vorderen van hem, die in het tijdvak tussen terinzagelegging van de octrooiaanvrage en de openbaarmaking van die aanvrage “inbreukmakende” handelingen heeft verricht. Het Hof overweegt dat door de rechtbank op 24 juli 2002 is geoordeeld dat genoemd exploit als waarschuwingsexploit ondeugdelijk was.
Het hof overweegt dat de in het geding tussen Gierveld Beheer en Mogema gevorderde redelijke vergoeding ex art 43A ROW 1910 door de rechtbank is afgewezen, omdat het ten verzoeke van Gierveld Beheer aan Mogema uitgebrachte exploit ex artikel 43 ROW 1910 niet voldeed aan de in dat artikel gestelde eisen.
“de octrooigemachtigde, die opdracht heeft de rechten van zijn client veilig te stellen en daarbij een waarschuwingsexploit doet betekenen dat ondeugdelijk is, handelt ook naar het oordeel van het hof verwijtbaar onzorgvuldig. Het aldus handelen is een beroepsfout”(rov 14)
Vervolgens gaat het hof in op de vraag of met betrekking tot de al dan niet bestaande desbewustheid van Mogema sprake is van een beroepsfout van de octrooigemachtigde. Voor het ontstaan van de wettelijke fictie van desbewustheid is vereist dat een exploit wordt uitgebracht, waarin wordt gewezen op hetzij het reeds verleende octrooi, hetzij de openbaar gemaakte octrooiaanvrage.
Het voor openbaarmaking betekenen van de ter inzage gelegde octrooiaanvrage volstaat niet. (rov 18) Al was het “de kennelijke bedoeling het exploit te doen uitbrengen met het oog op zowel de redelijke vergoeding op grond van artikel 43A ROW 1910 als de schadevergoeding op grond van artikel 43 en 44 ROW”, een kennelijke bedoeling is onvoldoende om de wettelijke fictie van desbewustheid tot stand te brengen.
Het argument van Schumann c.s. dat er rekening moest worden gehouden met de mogelijkheid dat de octrooipretenties niet konden waargemaakt kan naar het oordeel van het hof in casu geen rol spelen bij het al dan niet uitbrengen van een desbewustheidsexploit. Ook hier oordeelt het Hof dat Schumann een beroepsfout heeft gemaakt.
Het Hof acht Schumann aansprakelijk voor de schade die Gierveld Beheer als gevolg van de beroepsfout heeft geleden. Op 22 juni 2006 werden partijen in de gelegenheid gesteld zich nader uit te laten over de schade.
Lees het arrest hier.