Een denkmethode
Rechtbank Arnhem, 8 augustus 2007, rolnr. 03-1999, Rijnconsult B.V. tegen X en rolnr. 04-820, Institut Herrmann France Europe S.A. tegen X
Gevoegde zaken. Bodemprocedure na mediation. Het bestaan van een licentieovereenkomst wordt niet aangenomen op grond van de omstandigheden van het geval. De vorderingen van eiseressen worden toegewezen.
Y heeft een denkmethode ontwikkeld onder de naam Herrmann Brain Dominance Instrument (HBDI). Met behulp van deze methode kunnen perceptievoorkeuren en denkstijlen van mensen in kaart worden gebracht. Het logo en de voor HBDI gebruikte diagrammen zijn als beeldmerk ingeschreven bij het WIPO, onder meer voor de Benelux.
Rijnconsult exploiteert een managementadviesbureau. Herrmann France heeft aan Rijnconsult een (al dan niet exclusieve) licentie voor de Nederlandse markt verstrekt wat betreft de merkenrechten. X is bedrijfsadviseur. Uit een op naam van X gesteld certificaat blijkt dat hij “is certified in the Herrmann Brain Dominance Instrument and has demonstrated the required knowledge and skills to score, interpret and apply the instrument”.
Herrmann France en Rijnconsult zijn van mening dat X niet bevoegd is HBDI (logo’s en diagrammen, etc.) te gebruiken. De Rechtbank Arnhem deelt die mening.
Partijen hebben besloten te proberen hun geschil op te lossen door middel van mediation. Het resultaat van hun onderhandelingen is neergelegd in een vaststellingsovereenkomst. Echter, over een viertal onderwerpen hebben partijen nog geen overeenstemming.
De rechtbank is van mening dat de vaststellingsovereenkomst als een geheel moet worden beschouwd. De nog te regelen onderwerpen zijn in dat geheel zo essentieel dat geoordeeld moet worden dat de vaststellingsovereenkomst zonder invulling van de nog te regelen onderwerpen geen betekenis heeft. X heeft er volgens de rechtbank dan ook niet gerechtvaardigd op mogen vertrouwen dat de tussen de partijen bestaande geschillen met het sluiten van die overeenkomst waren beëindigd in het geval zij de opengelaten punten niet nader met elkaar zouden regelen.
X heeft allereerst opgeworpen dat Rijnconsult en Herrmann France niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen. Dat verweer gaat niet op. Uit de overgelegde producties blijkt dat Rijnmond en Herrmann France met instemming van de auteursrechthebbende de auteursrechten geldend maken tegenover X en Herrmann France kan als merkrechthebbende optreden. Ten aanzien van Rijnconsult geldt verder dat Herrmann France expliciet aan Rijnconsult heeft verzocht namens haar in rechte te treden jegens X. Herrmann France en Rijnconsult kunnen dus in hun vorderingen worden ontvangen.
X heeft betwist de door Rijnconsult en Herrmann France aan hem verweten gedragingen op zichzelf niet. Zijn verweer is dat hij over een rechtsgeldige licentie beschikt en dus gerechtigd is HBDI te openbaren en te verveelvoudigen in de zin van de Auteurswet en te gebruiken en daarmee ook toestemming heeft de merken te gebruiken.
Dat X beschikt over een certificaat met betrekking tot HDBI staat wel vast. Dat betekent echter niet dat X ook gerechtigd is HBDI daadwerkelijk commercieel te gebruiken en te exploiteren. Daarvoor is een licentieovereenkomst met Herrmann France (voor de Europese markt) of met de auteursrechthebbende (voor de Amerikaanse markt) vereist. Dat met X een dergelijke overeenkomst tot stand is gekomen kan niet worden aangenomen.
De conclusie is dat X door voor commerciële doeleinden HDBI te gebruiken met de daarbij behorende naam, het logo, de diagrammen en de ondersteunende teksten, inbreuk maakt op de intellectuele eigendomsrechten van Herrmann France. De vorderingen van X in reconventie jegens Rijnconsult en Hermann France moeten worden afgewezen.
Lees het vonnis hier.