Een plat touw
Gerechtshof ’s-Gravenhage, 30 maart 2010, zaaknummer 105.006.802/01, Van Beelen Industrie en Handel B.V. tegen Otter Ultra Low Drag Limited (met dank aan Huib Mars, Aries Advocaten)
Octrooirecht. Indirecte inbreuk. Geen 1019h proceskosten bij procedure aangevangen voor verstrijken van de implementatiedatum.
In dit geding staat de vraag centraal of Van Beelen door het aan afnemers in Nederland verkopen en leveren van het zogenoemde ‘Stealth Rope’ touw indirect inbreuk maakt op EP 0859546 betreffende een cel voor gebruik in een sleepnetsysteem. De rechtbank oordeelde eerder van niet (zie Rechtbank Den Haag, 14 februari 2007 IEF 3496).
Ook volgens het Hof is geen sprake van indirecte inbreuk. Een plat touw is geen middel betreffende een wezenlijk bestanddeel van de uitvinding. Slechts een plat touw voorzien van ‘iets extra’s’ (bijvoorbeeld een welving) kan het effect volgens de uitvinding bereiken. Daarbij komt dat het (al dan niet geïmpregneerde) platte, kernloos gevlochten touw, dat bij toepassing van de uitvinding van worden gebruikt, een algemeen in de handel verkrijgbaar product is. Verder blijkt volgens het Hof uit niets dat Van Beelen de afnemers aanzet tot het maken van inbreuk op het octrooi van Otter. Er is slechts ook aan nettenbouwers in Nederland geleverd.
Het Hof ziet (conform het eerdere proceskostenincident (zie Gerechtshof ’s-Gravenhage, 8 december 2009, IEF 8463) geen aanleiding voor een Handhavingsrichtlijnconforme proceskostenveroordeling nu de procedure is aangevangen voorafgaand aan het verstrijken van de implementatiedatum van deze richtlijn.
Lees het arrest hier.