Gepubliceerd op woensdag 2 oktober 2024
IEF 22268
Rechtbank Den Haag ||
11 sep 2024
Rechtbank Den Haag 11 sep 2024, IEF 22268; ECLI:NL:RBDHA:2024:14398 (Puma tegen Sporttrading), https://delex.nl/artikelen/eindvonnis-in-zaak-puma-tegen-sporttrading-over-proceskosten

Eindvonnis in zaak Puma tegen Sporttrading over proceskosten

Rb Den Haag 11 september 2024, IEF 22268; ECLI:NL:RBDHA:2024:14398 (Puma tegen Sporttrading). Deze zaak betreft een geschil tussen Puma en Sporttrading. Puma, een wereldwijd merk in sportartikelen, heeft verschillende merken, waaronder de bovenstaande Puma-merken, die het gebruikt op producten zoals boxershorts. Stichd, een dochteronderneming van Puma, heeft een licentie om boxershorts onder de Puma-merken te produceren en te distribueren. In de zomer van 2021 ontdekte Puma dat het Noorse bedrijf Europris boxershorts met Puma-tekens verkocht. Europris verklaarde vervolgens dat ze de boxershorts van Sporttrading had gekocht. Volgens Puma gaat het om namaakproducten. In het tussenvonnis van 15 november 2023 [zie IEF 21908] heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen sprake is van uitputting, waardoor Sporttrading inbreuk maakt op de merkenrechten van Puma. Hierna is Puma in de gelegenheid gesteld om een proceskostenoverzicht in het geding te brengen. Sporttrading is het niet eens met alle gevorderde verschotten. 

Zo is zij het niet eens met de court fee, omdat het zaaknummer dat vermeld wordt gaat over de eerder gevoerde kort geding procedure. Dit wordt gepasseerd aangezien de toewijzing van de griffierechten ambtshalve geschiedt. Sporttrading is het ook niet eens met een factuur van de gerechtsdeurwaarder die betrekking heeft op een bespreking met de advocaat van Puma. Het is volgens Sporttrading niet duidelijk waarom er een bespreking zou moeten plaatsvinden. Hier is de rechter het mee eens en dit bezwaar treft dus doel. Tot slot voert Sporttrading aan dat er bij een van de registraties een specificatie ontbreekt, wat in strijd zou zijn met de Indicatietarieven in IE zaken. Dit verweer faalt echter, aangezien deze Indicatietarieven geen betrekking hebben op toewijzing van beslagkosten. De proceskosten komen uiteindelijk in het totaal neer op € 29.957,56.

2.5. Het onder b. genoemde bezwaar treft doel. Deze factuur wordt als verschot opgevoerd in het kader van de bodemprocedure (en niet als beslagkosten). In het kader van de bodemprocedure is de taak van de deurwaarder in beginsel beperkt tot de betekening van de dagvaarding. Niet duidelijk is waarom daarvoor een bespreking noodzakelijk is geweest.