Focus op het bewijs
GvEA, 9 november 2005, zaak T-275/03, Focus Magazin Verlag tegen OHIM. Meer procesrecht dan merkenrecht. Wat begint met een beroep op de relatieve weigeringsgronden, eindigt met een beslissing op formele gronden. Gevraagd bewijs was wel tijdig ingediend, OHIM wordt in het ongelijk gesteld.
ECI Telecom heeft inschrijving aangevraagd voor het woordteken Hi-FOCUS voor telecommunicatiesystemen. Focus Magazin Verlag heeft oppositie ingesteld tegen de inschrijving van het aangevraagde merk op basis van het woordmerk FOCUS, ingeschreven voor waren en diensten in 24 klassen. De oppositieafdeling heeft de oppositie afgewezen op grond dat verzoekster, Focus, bij gebreke van overlegging van de volledige vertaling van het bewijs van inschrijving van haar Duitse merk het bewijs van het bestaan van haar oudere merk niet had geleverd. De oppositieafdeling was van oordeel dat de verwijzing naar de lijst van waren en diensten van het internationale merk niet kon worden beschouwd als een volledige Franse vertaling van het Duitse inschrijvingsbewijs.
De kamer van beroep heeft het beroep van Focus verworpen. Zij heeft geoordeeld dat Focus verplicht was, het bewijs van het bestaan van haar oudere merk te leveren door overlegging van de vertaling van haar inschrijvingsbewijs, en dat het overgelegde bewijs in casu onvoldoende was.
Vast staat "dat verzoekster samen met het oppositiebezwaarschrift het Duitse inschrijvingsbewijs van het oudere merk en het in het Frans gestelde inschrijvingsbewijs van haar internationaal merk nr. 663 349, dat op het oudere merk is gebaseerd, heeft overgelegd. Tevens staat vast dat verzoekster als bijlage bij haar beroepschrift tegen de beslissing van de oppositieafdeling de Franse vertaling van het Duitse inschrijvingsbewijs van het oudere merk heeft gevoegd." (...) "Aangezien het betrokken document tijdig [...] is aangevoerd [...] mocht de kamer van beroep in casu derhalve niet weigeren, met dit document rekening te houden."
De ter verwering aangevoerde arresten van het Gerecht doen niet ter zake. Ook faalt het argument van het OHIM dat de procedure van inschrijving van gemeenschapsmerken aanzienlijk langer zal duren indien partijen nog feiten of bewijzen voor het eerst voor de kamer van beroep mogen aandragen. "Aangezien reeds in de procedure voor de oppositieafdeling een aantal onderling overeenstemmende elementen die wijzen op het bestaan van een ouder recht, waren aangedragen, heeft juist het niet-aanvaarden van de voor de kamer van beroep overgelegde extra vertaling ertoe geleid dat deze procedure langer duurt."
Bestreden beslissing vernietigd, zonder dat uitspraak moet worden gedaan op de andere middelen. Lees het arrest hier.