Gepubliceerd op woensdag 1 augustus 2018
IEF 17889
Hof Den Haag ||
31 jul 2018
Hof Den Haag 31 jul 2018, IEF 17889; ECLI:NL:GHDHA:2018:1827 (Seapio tegen Hoekstra Security), https://delex.nl/artikelen/gebruik-teken-bedrijfskleding-voor-beveiligingsdiensten-is-geen-inbreuk-op-kledingmerk

Gebruik teken bedrijfskleding voor beveiligingsdiensten is geen inbreuk op kledingmerk

Hof Den Haag 31 juli 2018 IEF 17889; ECLI:NL:GHDHA:2018:1827 (Seapio tegen Hoekstra Security) Merkenrecht. Het beeldmerk van Saepio is uitsluitend ingeschreven voor kleding, schoeisel en hoofddeksels. Hoekstra Security heeft het merk op zijn bedrijfskleding aangebracht voor de aangeboden beveiligingsdiensten. De rechtbank [IEF 15022] oordeelt dat er geen sprake is van merkinbreuk omdat beveiligingsdiensten niet identiek of soortgelijk zijn aan de waren waarvoor het merk is ingeschreven. Een beroep op ongerechvaardigde verrijking slaagt ook niet omdat Hoekstra Security niet 'meelift' op de reputatie van Seapio. In hoger beroep vordert Seapio dat het vonnis wordt vernietigd en haar eerdere vorderingen toewijst.  Beveiligingsdiensten zijn niet identiek of soortgelijk aan de waren waarvoor het merk is ingeschreven. Het gebruik van het merk voor beveiligingsdiensten is dus geen merkinbreuk. Verder blijkt het nergens uit dat Hoekstra Security meelift op de reputatie van Saepio. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank.

4.2. Het beeldmerk van Saepio is uitsluitend ingeschreven voor kleding, schoeisel en hoofddeksels (klasse 25). Saepio stelt primair dat [gedaagde] het merk voor beveiligingsdiensten (heeft) gebruikt. Beveiligingsdiensten zijn niet identiek of soortgelijk aan de waren waarvoor het merk is ingeschreven. Het gebruik van het merk voor beveiligingsdiensten is dus geen merkinbreuk onder artikel 9(1)(a), respectievelijk 9(1)(b) GMVo.

4.4. Bij de beoordeling van het gestelde onrechtmatig handelen stelt de rechtbank voorop dat het profiteren van andermans ondernemersactiviteiten zonder dat dit in strijd is met een absoluut (intellectueel of industrieel eigendoms-) recht in beginsel niet onrechtmatig is, ook niet als daardoor nadeel voor die ander wordt veroorzaakt. Meer in het bijzonder geldt dat indien een derde een teken als merk gebruikt op een wijze die niet op grond van de specifieke merkenwetten kan worden verboden, de weg naar een actie op grond van artikel 6:162 BW, behoudens bijzonder omstandigheden, is afgesneden.

4.5. Saepio stelt dat [gedaagde] het merk op zijn website, zijn bedrijfspand en zijn bedrijfswagens (heeft) gebruikt c.q. aangebracht. Deze omstandigheden zijn op zichzelf genomen naar het oordeel van de rechtbank geen bijzondere omstandigheden als bedoeld in r.o. 4.4.. Daarnaast geldt, los van de vraag of [gedaagde] een (directe) concurrent is van Saepio en of het merk op zijn bedrijfspand en bedrijfswagens is aangebracht - wat door [gedaagde] gemotiveerd is betwist - dat van enige verwarring tussen beide bedrijven, alsmede schade voor Saepio als gevolg daarvan niet is gebleken. Ook om die reden is geen sprake van onrechtmatig handelen. De vorderingen, voor zover gebaseerd op onrechtmatige daad, zullen daarom worden afgewezen.

4.6. Uit niets is verder gebleken dat [gedaagde] is verrijkt als gevolg van het gestelde ‘meeliften’ op de reputatie van Saepio, zodat de vordering tot schadevergoeding voor zover gebaseerd op ongerechtvaardigde verrijking ook niet slaagt.