Geen 'oudere rechten' voor PENTEO uit GRUPO PENTEO
Gerecht EU 22 mei 2012, zaak T-585/10 (Aitic Penteo tegen OHMI/Atos Worldline)
Gemeenschapsmerkenrecht. In de oppositieprocedure komt aanvrager van het woordmerk PENTEO houdster van het Benelux en internationaal woordmerk XENTEO tegen. De oppositieafdeling wijst de oppositie toe, het beroep wordt verworpen. De middelen: (i) er is sprake van discriminatie en ongelijke behandeling (art. 14 EVRM), (ii) de oudere rechten van verzoekster zijn niet in aanmerking genomen (iii) er zijn feiten en bewijzen buiten beschouwing gelaten die tijdig zijn aangevoerd en (iv) er is geen verwarringsgevaar).
Het Gerecht EU wijst de klachten af. De goederen en diensten (telecom/ pin-apparatuur) zijn identiek en de tekens zijn visueel en auditief gelijk. (i) Er is geen sprake van een vergelijkbare afgewezen oppositie-zaak toen het ging om het beeldmerk met woordelement Grupo Penteo. (ii) Er vloeien geen 'oudere rechten' uit het feit dat er een beeldmerk met onder andere het woordelement Penteo is geregistreerd.
17 In the present case, as OHIM correctly noted, the earlier figurative mark includes two additional elements as compared with the mark applied for in this case. The earlier figurative mark includes, firstly, a word element ‘grupo’ and, secondly, a figurative geometric element positioned in front of the word element, which are not included in the mark applied for.
18 Thus, it must be stated that the applicant’s figurative mark Grupo Penteo and word mark PENTEO are not identical. It follows that OHIM’s two decisions do not have the same subject-matter. Therefore, the applicant is wrong to complain that OHIM adopted two wholly contradictory decisions.
74 In the present case, the goods and services covered by the marks in issue are identical or highly similar (see paragraphs 57 and 58 of the present judgment). Similarly, the signs in issue have some visual and phonetic similarity. Finally, a conceptual comparison is not possible in the present case. It follows that the Board of Appeal, at paragraph 30 of the contested decision, correctly found that there is a likelihood of confusion between the signs.