Geen Gerecht voor het Europees en het Gemeenschapsoctrooi
De ontwerpovereenkomst tot invoering van een Gerecht voor het Europees en het gemeenschapsoctrooi is niet verenigbaar met het recht van de Europese Unie
Perscommuniqué Hof van Justitie van de Europese Unie, Luxemburg, 8 maart 2011: De Raad van de Europese Unie heeft een ontwerp opgesteld voor een internationale overeenkomst, te sluiten tussen de lidstaten, de Europese Unie en de derde staten die partij zijn bij het Europees Octrooiverdrag1, tot oprichting van een gerecht dat kennis zal nemen van geschillen over het Europese octrooi en het toekomstige gemeenschapsoctrooi. Deze ontwerpovereenkomst maakt deel uit van de meer algemene verwezenlijking van een geïntegreerd systeem voor het Europees en het gemeenschapsoctrooi dat door het Europees octrooibureau zal worden verleend. Ofschoon de procedure voor de afgifte ervan uniform is, gaat het thans bij het Europees octrooi om een bundel nationale octrooien die onder het nationale recht vallen van de staten die de houder heeft aangewezen. Het toekomstige gemeenschapsoctrooi zou daarentegen een unitair en autonoom octrooi zijn en in de hele Unie dezelfde rechtsgevolgen hebben. Het zou eveneens alleen voor die territoriale ruimte kunnen worden verleend, overgedragen of nietig verklaard, dan wel eindigen.
Bij het ontwerp voor een internationale overeenkomst wordt een Gerecht voor het Europees en het gemeenschapsoctrooi opgericht, bestaande uit een gerecht van eerste aanleg met een centrale afdeling en lokale en regionale afdelingen, een hof van beroep en een gemeenschappelijke griffie. In die context heeft de Raad zich tot het Hof van Justitie gericht om het advies van het Hof in te winnen over de verenigbaarheid van de voorgenomen overeenkomst met het recht van de Unie.
Het Hof merkt om te beginnen op dat het Gerecht voor het Europees en het gemeenschapsoctrooi volgens deze overeenkomst buiten het institutionele en gerechtelijke kader van de Unie valt. Het is een organisatie met eigen rechtspersoonlijkheid krachtens het volkenrecht. De ontwerpovereenkomst verleent dit Gerecht exclusieve rechtsmacht voor een groot aantal beroepen van particulieren op octrooigebied, meer in het bijzonder voor vorderingen wegens feitelijke inbreuk of dreiging van inbreuk op octrooien, vorderingen tot intrekking van octrooien en bepaalde vorderingen tot schadevergoeding. In zoverre berust die rechtsmacht niet meer bij de gerechten van de lidstaten, die enkel de bevoegdheden behouden die niet onder de exclusieve rechtsmacht van het Gerecht voor het Europees en het gemeenschapsoctrooi vallen.
Het Hof voegt hieraan toe dat dit Gerecht bij de uitoefening van zijn functies is belast met de uitlegging en de toepassing van het recht van de Unie. Stellig heeft het Hof reeds geoordeeld dat een internationale overeenkomst die voorziet in de oprichting van een met de uitlegging van de bepalingen van deze overeenkomst belast gerecht, in beginsel niet onverenigbaar is met het recht van de Unie. Ook heeft het reeds erkend dat een internationale overeenkomst gevolgen kan hebben voor zijn eigen.
Lees hier meer.