12 okt 2022
Geen inbreuk op handelsnaam
Rechtbank Amsterdam 12 oktober 2022, IEF 21111; ECLI:NL:RBAMS:2022:6394 (eisers tegen NRC gedaagden) Eiser is een vennootschap die zich bezighoudt met de handel in opslagsystemen en transportmiddelen. Gedaagde 2 was voorheen een van de eigenaren van eiser. Manutan is een Franse vennootschap die zich op Europese schaal bezighoudt met de online verkoop van artikelen voor kantoor, magazijn, werkplaats en buitenterrein. Op 14 juni 2019 heeft Manutan met Aeva Holding B.V. een overeenkomst gesloten houdende de koop en levering van alle aandelen van eiser. Na afloop van de overeenkomst zijn gedaagde zich gezamenlijk gaan bezighouden met de in- en verkoop van tweedehands opslagsystemen en transportmiddelen. Eisers menen dat gedaagden hierbij inbreuk maken op hun handelsnaam. De rechtbank wijst de vorderingen af omdat gedaagden de naam van eisers niet als handelsnaam voor hun onderneming hebben gebruikt.
4.3. Naar het oordeel van de rechtbank hebben [gedaagden] de naam ‘ [eiser] ’ niet als handelsnaam gebruikt. Bezoekers van de website van [gedaagden] zullen de naam ‘ [gedaagde 1] ’ als handelsnaam van de onderneming percipiëren. Immers, deze naam wordt gebruikt als domeinnaam voor de website en als logo voor de onderneming. De naam [eiser] kwam op de website van [gedaagde 1] in drie uitingen voor:
- ‘Bel [gedaagde 2] [telefoonnummer 1]’
- ‘Bel [naam 2] [telefoonnummer 2]’
- ‘[gedaagde 2] en [naam 2] helpen u graag verder!’
De naam [eiser] is hier telkens gebruikt als persoonsaanduiding (combinatie voor- en achternaam) en niet ter aanduiding van de onderneming. Door deze drie uitingen zal bij bezoekers van de website niet de indruk ontstaan dat de onderneming (mede) onder de naam [eiser] opereert. Daaraan doet niet af dat [eiser] een bekende naam is in de markt voor opslag- en transportmiddelen. [eisers] hebben er verder op gewezen dat de drie uitingen een prominente plek hadden op de landingspagina, een plek waar het publiek volgens [eisers] normaal gesproken de handelsnaam verwacht. Ook dit argument overtuigt niet. Hoewel de naam [eiser] direct zichtbaar was bij het openen van de website, maakt dit - gezien de verdere context van de drie uitingen (de combinatie met voornamen en telefoonnummers) - niet dat bezoekers zullen denken dat zij te doen hebben met een onderneming die [eiser] is genaamd. Daarbij tekent de rechtbank aan dat op dezelfde prominente plek het logo van [gedaagde 1] zichtbaar was.
4.4. [eisers] hebben nog gesteld dat [gedaagden] de naam [eiser] hebben laten terugkomen als term in de metadescriptie van de website van [gedaagde 1] in de online zoekresultaten. Dit is door [gedaagden] betwist. Maar zelfs indien [gedaagde 1] de naam [eiser] (al dan niet als onderdeel van eerdergenoemde drie uitingen) heeft gebruikt als metatag, kwalificeert dat nog niet als gebruik als handelsnaam. Voor bezoekers zijn metatags immers niet zichtbaar, zodat deze niet kunnen bijdragen aan de perceptie van het publiek van de naam waaronder de onderneming naar buiten treedt. De door [eisers] aangehaalde rechtspraak uit het merkenrecht vindt hier geen toepassing.
4.5. Nu [gedaagden] de naam [eiser] niet als handelsnaam voor hun onderneming hebben gebruikt, is er niet gehandeld in strijd met artikel 15.2 van de overeenkomst en kan er evenmin sprake zijn van een handelsnaaminbreuk. Er is dus ook geen contractuele boete verbeurd. De daarop gerichte vorderingen worden afgewezen.