Gepubliceerd op vrijdag 29 oktober 2021
IEF 20280
Rechtbank Rotterdam ||
19 okt 2021
Rechtbank Rotterdam 19 okt 2021, IEF 20280; ECLI:NL:RBROT:2021:10410 (LONGi Nederland tegen Hanwha), https://delex.nl/artikelen/geen-kennelijke-misslag-in-zonnepaneeluitspraak

Geen kennelijke misslag in zonnepaneeluitspraak

Vzr. Rechtbank Rotterdam 19 oktober 2021, IEF 20280; ECLI:NL:RBROT:2021:10410 (LONGi Nederland tegen Hanwha) Kort geding. LONGi Nederland en Hanwha zijn concurrenten op de markt van zonnepanelen. In de zomer van 2021 heeft Hanwha conservatoir bewijs- en afgiftebeslag ten laste van LONGi Nederland doen leggen. LONGi Nederland stelt in dit geschil dat het vonnis van 1 oktober 2021 [IEF 20219] op een kennelijke misslag berust. In dit vonnis zou ten onrechte zijn vastgesteld dat Hanwha ten tijde van het instellen van de eis in reconventie in het Belgische octrooiregister als octrooihouder stond geregistreerd. De vorderingen van LONGi worden afgewezen. Er is geen sprake van een kennelijke misslag. Nu niet in geschil is dat Hanwha inmiddels in België als octrooihouder staat geregistreerd, valt niet in te zien waarom het verbod zich niet mede tot dit land zou moeten strekken.

4.7.

Niet in geschil is dat Hanwha ten tijde van het instellen van de eis in reconventie in België niet als octrooihouder stond geregistreerd. Evenmin staat ter discussie dat in België enkel de geregistreerde octrooihouder kan handhaven en dat Hanwha ten tijde van het vonnis wel als octrooihouder in het Belgische register ingeschreven stond. Gelet op dit laatste betwist Hanwha dat het vonnis op een kennelijke misslag berust en dat er een grond bestaat voor het ingrijpen in de executie van het vonnis. Hanwha stelt verder nog dat volgens vaste jurisprudentie bepalend is of het recht waarop een partij zich beroept, bestaat op het tijdstip van het wijzen van het vonnis.

4.8.

De voorzieningenrechter stelt voorop dat aan LONGi Nederland kan worden toegegeven dat het vonnis vragen oproept. Ervan uitgaande dat Hanwha ten tijde van het instellen van de eis in reconventie in België niet als octrooihouder stond geregistreerd, sluit de beslissing in 5.1. niet aan bij de vaststelling in 2.5. en de overwegingen 4.8. en 4.10. Desalniettemin is de voorzieningenrechter van oordeel dat van een kennelijke misslag geen sprake is.

Uit andere overwegingen die tot de beslissing hebben geleid, wordt afgeleid dat het de bedoeling is geweest om het verbod ook ten aanzien van België op te leggen. Hoewel in 4.18 van het vonnis is overwogen dat LONGi Nederland op zichzelf geen inbreuk pleegt en ook niet onrechtmatig handelt door zonnepanelen opgeslagen te houden en deze te verkopen of te vervoeren, is in 4.19. van het vonnis geoordeeld dat verkopen, leveringen en daarmee samenhangende handelingen in landen waar Hanwha tot het octrooi gerechtigd is als onrechtmatig jegens Hanwha dienen te beschouwd. Een inbreuk op het octrooi wordt daarmee immers mogelijk gemaakt of bevorderd althans aanzienlijk gefaciliteerd. Uit de overwegingen 4.18. en 4.19. volgt derhalve dat het de bedoeling is geweest om het daar omschreven onrechtmatig handelen van LONGi Nederland jegens Hanwha te voorkomen. Nu niet in geschil is dat Hanwha inmiddels in België als octrooihouder staat geregistreerd, valt niet in te zien waarom het verbod zich niet mede tot dit land zou moeten strekken. Bij dat oordeel neemt de voorzieningenrechter in aanmerking de jurisprudentie waar Hanwha zich op beroept (IEF 8867, r.o. 4.2.5.-4.2.7. en ECLI:NL:RBNSGR:2012:BV2291, r.o. 4.2.-4.3.). Daarin wordt geoordeeld dat bepalend is dat het (octrooi)recht bestaat op het tijdstip van het wijzen van vonnis. LONGi Nederland beroept zich op andere jurisprudentie (ECLI:NL:RBDHA:2020:12865, r.o. 4.13.). De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat in die zaak geen sprake was van een met de onderhavige zaak vergelijkbare situatie en dat de, minder duidelijke en expliciete overweging waar LONGi Nederland zich op beroept, niet kan afdoen aan het hiervoor overwogene.

Tot slot wordt overwogen dat het feit dat in 4.19. van het vonnis staat vermeld dat Hanwha in zeven (in plaats van negen) landen gerechtigd is tot het octrooi, ook niet tot een ander oordeel leidt. Evident is dat het hier gaat om een schrijf-/rekenfout.