Geen onoverkomelijke inspanning
Gerechtshof ’s-Gravenhage, 13 juli 2010, zaaknr. 200.023.759/01, Clyde Bergemann GmbH tegen Magaldi (met dank aan Rik Zagers, Hogan Lovells).
Octrooirecht. EP Stoomgeneratorsysteem en werkwijze voor de afvoer van as.’ Gestelde ongeoorloofde uitbreiding van materie. Hof vernietigt het vonnis waarvan beroep. (Rechtbank ’s-Gravenhage, 29 oktober 2008, IEF 721) en vernietigt het Nederlandse deel van het octrooi, de conclusie ontberen inventiviteit.
Octrooirecht. Europees octrooi op stoomgeneratorsysteem en werkwijze voor de afvoer van as van Magaldi. Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep. (Rechtbank ’s-Gravenhage, 29 oktober 2008, IEF 721), waarbij Clyde Bergemann de vernietiging van het Octrooi vorderde, omdat tijdens de verlening ongeoorloofde uitbreiding van materie zou hebben plaatsgevonden / omdat het octrooi niet nieuw en niet-inventief zou zijn. De Rechtbank wees het gevorderde gedeeltelijk toe. Alle voortbrengselconclusies bleven in stand, alle werkwijzeconclusies van het Octrooi werden vernietigd.
Belangrijk was vooral dat eerst bij pleidooi Bergemann aan haar nietigheidsvordering een nieuwe grondslag had toegevoegd, te weten dat het Octrooi niet inventief zou zijn in het licht van de Brochure in combinatie met WO 231. De rechtbank was met de gedaagde van oordeel dat dit argument, als in strijd met de goede procesorde in een octrooiprocedure volgens het verkorte regime, buiten beschouwing diende te blijven. In dit hoger beroep doet Bergemann het derhalve dunnetjes over en wordt het argument alsnog gebruikt. Magaldi verweert zich met de stelling dat niet-elektronische verleningsdossiers geen deel uit maken van de stand van de techniek:
4. De grieven van Bergemann betreffen het oordeel van de rechtbank dat de conclusies 1 tot en met 9 nieuw en inventief zijn, het daaruit voortvloeiende oordeel dat het Octrooi wat betreft deze conclusies in stand dient te blijven en de compensatie van de proceskosten. Bergemann doet in dat verband ook in hoger beroep (onder andere) een beroep op de brief van 8 augustus 1988 en de Brochure. In haar verweer tegen de grieven I en U in het principale beroep en in haar eerste grief in het incidentele beroep stelt Magaldi (voor het eerst) dat bedoelde brief en Brochure niet tot de stand van de techniek kunnen worden gerekend, omdat het verleningsdossier waarvan de betreffende stukken deel uitmaken, vóór de prioriteitsdatum van het Octrooi (2 maart 1990) niet openbaar toegankelijk was. Magaldi stelt in dat verband dat het in die tijd nog lang geen praktijk was dat verleningsdossiers integraal via internet raadpleegbaar en doorzoekbaar waren en dat een schriftelijk verzoek diende te worden ingediend. Magaldi doet een beroep op een uitspraak van de Boards of Appeal met nummer T314/99, waarin werd geoordeeld dat de enkele aanwezigheid van een proefschrift in een bibliotheek niet maakte dat het openbaar toegankelijk was, nu het nog niet was gecatalogiseerd of anderszins toegankelijk gemaakt voor het publiek. Op gelijke wijze was de inhoud van verleningsdossiers volgens Magaldi in de periode vóór de prioriteitsdatum evenmin toegankelijk, omdat het publiek niet kon weten wat zich in de dossiers bevond.
5. Het hof verwerpt deze stelling. Vaststaat dat verleningsdossiers ook in de periode vóór 1990 in die zin toegankelijk waren dat deze (na publicatie van de aanvrage) door het publiek konden worden opgevraagd of ingezien, zoals ook voorgeschreven in artikel 128 lid 4 van het Europees Octrooiverdrag (EOV). De omstandigheid dat het publiek van tevoren niet kon weten wat zich in een dossier bevond doet er niet aan af dat de inhoud daarvan openbaar toegankelijk was. Anders dan Magaldi meent, is die situatie niet vergelijkbaar met een ongepubliceerd en nog niet gecatalogiseerd boek dat zich in een bibliotheek bevindt. Waar van het publiek niet mag worden verwacht dat het de gehele inhoud van een bibliotheek doorneemt op mogelijk relevant materiaal, levert het doornemen van een verleningsdossier op relevante stukken geen onoverkomelijke inspanning op. De brief van 8 augustus 1988 en de Brochure behoren derhalve tot de stand van de techniek. De grief faalt dan ook.
Het hof vernietigt uiteindelijk het vonnis waarvan beroep en vernietigt tevens het Nederlandse deel van octrooi EP 0 471 055, wijst de door de octrooihouder voorgestelde beperking van het Octrooi af en veroordeelt Magaldi in de kosten van het geding in beide instanties, aan de zijde van Bergemann begroot op € 120.203,23.
(N.B: het arrest volgt na pleidooi van 20 mei j.l., in lijn met een streven van het Hof om sneller arresten te wijzen, zoals dat eerder aan de octrooirechtadvocatuur in het algemeen al te kennen was gegeven en afloop van het pleidooi door de voorzitter werd aangehaald).
Lees het arrest hier.