8 jul 2024
Geen spoedeisend belang in kort geding tegen MeDirect Bank
Vzr. Rb. Amsterdam 8 juli 2024, IEF 22178; ECLI:NL:RBAMS:2024:4035 (ABN AMRO tegen MeDirect Bank). ABN AMRO handelt onder meer onder de handelsnaam Direktbank. Sinds 1987 beschikt zij over het Beneluxwoordmerk DIREKTBANK en sinds 1991 over een Beneluxbeeldmerk waarvan het woord Direktbank onderdeel uitmaakt. MeDirect Bank is een financiële dienstverlener die is opgericht op Malta, met een vestiging in Utrecht. In 2012 heeft zij het Uniewoordmerk MEDIRECT BANK aangevraagd. Hierop volgend is er tussen partijen een co-existentieovereenkomst gesloten. Op basis van deze overeenkomst is het MeDirect Bank – kort gezegd – toegestaan het merk MEDIRECT BANK te registreren en te gebruiken, onder de voorwaarden dat dit gebruik beperkt wordt tot België en beperkt wordt tot bankieren, sparen, beleggen en vermogensbeheer. Enkele jaren later verzocht MeDirect Bank aan ABN AMRO om het gebruiksrecht te verruimen, waar ABN AMRO niet mee instemde. MeDirect Bank heeft hierop getracht de merken van ABN AMRO ongeldig te laten verklaren, maar ving tot aan het Benelux Gerechtshof bot. In mei 2023 is MeDirect Bank in Nederland gestart met het aanbieden van spaardiensten onder het merk MeSave en beleggingsdiensten onder de merken MeSolo en MeManaged, waarbij gebruik wordt gemaakt van het teken MeDirect. Dit staat centraal in dit kort geding, nu het gebruik hiervan volgens ABN AMRO een schending van de overeenkomst oplevert.
ABN AMRO vordert – kort gezegd –veroordeling van MeDirect Bank om met onmiddellijke ingang ieder gebruik van het teken MeDirect en een daarmee vergelijkbaar teken. Aan een inhoudelijke beoordeling komt de voorzieningenrechter echter niet toe. De bezwaren van ABN AMRO richten zich alleen op de producten die met gebruikmaking van het teken MeDirect onder de namen MeSave en MeSolo worden aangeboden en op de voorgenomen betaaldiensten die MeDirect Bank met gebruikmaking van dit teken wil gaan aanbieden. Overigens was het product dat onder de naam MeSolo wordt aangeboden ten tijde van de mondelinge behandeling van dit kort geding niet meer te vinden op de website van MeDirect Bank. In haar conclusie van antwoord en op de mondelinge behandeling heeft MeDirect Bank voorshands terecht het verweer gevoerd dat ABN AMRO geen spoedeisend belang heeft bij toewijzing van haar vorderingen. Dit betekent dat de vorderingen van ABN AMRO worden afgewezen.
4.3 In haar conclusie van antwoord en op de mondelinge behandeling heeft MeDirect Bank voorshands terecht het verweer gevoerd dat ABN AMRO geen spoedeisend belang heeft bij toewijzing van haar vorderingen. Reeds sinds 2011/2012 verstrekt ABN AMRO geen nieuwe hypothecaire leningen meer onder het merk Direktbank. Een deel van haar hypotheekportefeuille die zij onder dit merk voerde heeft zij in 2017 omgezet naar hypotheken onder het merk Florius. Hierdoor is de onder het merk Direktbank gevoerde hypotheekportefeuille van ABN AMRO tussen eind 2016 en eind 2017 aanzienlijk geslonken1. De beslissing van het BBIE en het Benelux Gerechtshof dat het merk is gehandhaafd voor de diensten waarvoor normaal gebruik is aangetoond, te weten financiële diensten met betrekking tot hypotheken in klasse 36 (zie 2.4), ziet op de periode van 2013 tot en met 2018. ABN AMRO heeft in dit kort geding niet aangetoond of aannemelijk gemaakt op welke wijze zij haar merk thans nog gebruikt en in welke frequentie. Op vragen van de voorzieningenrechter naar het (spoedeisend) belang van ABN AMRO heeft haar advocaat geantwoord dat de merken een economische waarde vertegenwoordigen, dat er veel in is geïnvesteerd, dat ABN AMRO haar merken moet verdedigen om ze niet te verliezen, dat de merken mogelijk in de toekomst kunnen worden verkocht of dat mogelijk een licentie kan worden afgegeven aan een derde om de merken te gebruiken. Van concrete plannen op dit gebied is geen melding gemaakt en dus niet gebleken. Al met al maakt dit dat ABN AMRO mogelijk een belang heeft bij haar vorderingen, maar zeker geen spoedeisend belang. ABN AMRO is dus aangewezen op de bodemprocedure, waarin anders dan in dit kort geding, ook een nader onderzoek naar de feiten zou kunnen plaatsvinden (bijvoorbeeld door middel van het horen van getuigen) naar wat partijen hebben beoogd met de woorden ‘retail deposits and wealth management services’ (artikel 3 sub A van de overeenkomst). In een kort geding kan over de uitleg van (het gebruik van deze bewoordingen in) de overeenkomst niet met voldoende zekerheid enige uitspraak worden gedaan.