26 feb 2025
Geen verwarringsgevaar tussen MAY TEA en МАЙСКИЙ ЧАЙ

Gerecht van de Europese Unie 26 februari 2025, IEF 22567; IEFbe 3880; ECLI:EU:T:2025:181 (Schweppes International Ltd tegen EUIPO, May OOO). May OOO heeft bij het EUIPO een verzoek tot nietigverklaring ingediend van de EU-beeldmerken MAY TEA, op basis van oudere registraties van de beeldmerken МАЙСКИЙ en het woordmerk МАЙСКИЙ ЧАЙ, en heeft zich daarbij beroepen op verwarringsgevaar. De Kamer van Beroep heeft de nietigverklaringsverzoeken toegewezen en de merken ongeldig verklaard. Schweppes heeft vervolgens beroep ingesteld tegen deze beslissingen bij het Gerecht en betoogd dat er geen sprake is van verwarringsgevaar tussen de merken. Het Gerecht beoordeelt de door de Kamer van Beroep gehanteerde maatstaven en bevestigt dat het relevante publiek in dit geval het Letse publiek omvat, met name degenen die zowel Engels als Russisch spreken of een basiskennis van deze talen hebben. De Kamer heeft vastgesteld dat deze consumenten de termen "майский чай" en "may tea" als synoniemen beschouwen en daarom de merken conceptueel identiek vinden. Op basis daarvan heeft de Kamer geoordeeld dat deze conceptuele identiteit volstaat om de visuele en fonetische verschillen tussen de merken te compenseren en dat er verwarringsgevaar bestaat. Schweppes voert echter aan dat de Kamer een onjuiste beoordeling heeft gemaakt door te veronderstellen dat een deel van het Letse publiek de Engelse en Russische woorden voor "mei-thee" als direct uitwisselbaar beschouwt. Volgens Schweppes is er geen directe associatie, aangezien de consument een vertaling zou moeten maken en bovendien rekening zou moeten houden met de verschillende alfabetten. Daarnaast wijst Schweppes op de significante visuele en fonetische verschillen tussen de merken, die volgens haar het risico op verwarring wegnemen.
Het Gerecht stelt vast dat de Kamer correct heeft beoordeeld dat de merken conceptueel identiek zijn voor het deel van het Letse publiek dat zowel Engels als Russisch kent, maar dat deze factor niet opweegt tegen de significante visuele en fonetische verschillen. Het Gerecht benadrukt dat de merken grafisch en klankmatig sterk verschillen en dat het relevante publiek deze verschillen zal opmerken bij het nemen van een aankoopbeslissing. Aangezien de producten vaak visueel worden gekozen, weegt de visuele perceptie van de merken zwaarder dan hun conceptuele betekenis. Daarnaast stelt het Gerecht vast dat de term "tea" of "чай" een beschrijvend element is en dus een zwakke onderscheidende kracht heeft, waardoor de impact van de conceptuele gelijkenis op de globale beoordeling van het verwarringsgevaar beperkt is. Op basis van deze overwegingen concludeert het Gerecht dat de Kamer een beoordelingsfout heeft gemaakt door te oordelen dat er verwarringsgevaar bestaat. Het Gerecht vernietigt daarom de beslissingen van de Kamer en verklaart dat de EU-beeldmerken MAY TEA niet nietig zijn. De vordering van Schweppes International Ltd wordt toegewezen voor zover het de vernietiging van de beslissingen betreft, terwijl haar verzoek om wijziging van de beslissingen wordt afgewezen. Het Gerecht bepaalt dat EUIPO de proceskosten van Schweppes International Ltd moet vergoeden en dat May OOO haar eigen kosten draagt.
52 Contrary to the applicant’s assertions, the part of the relevant Latvian public that has at least a basic knowledge of English and Russian may therefore understand, without either making a twofold intellectual effort or going through a complex thought process, the conceptual meaning of the elements ‘may tea’ of the contested marks and the elements ‘майский чай’ of the earlier mark and immediately associate them conceptually.
70 Third, although the signs at issue, as has been concluded in paragraph 59 above, are conceptually identical for a part of the relevant public, the word elements ‘tea’ and ‘чай’, on which, in particular, that conceptual identity is based, are devoid, as has been noted in paragraph 29 above, of distinctive character given that, for that public, they are descriptive of the goods covered by the marks. Those signs being conceptually identical is therefore likely, in the circumstances of the case, to play a limited role in the assessment of the likelihood of confusion on the part of that part of the public, in accordance with the case-law cited in paragraph 62 above.