21 sep 2016
Geldigheid van Amerikaans octrooi 'furnace tube inspection' is onvoldoende verdedigd
Vzr. Rechtbank Den Haag 21 september 2016, IEF 16269; ECLI:NL:RBDHA:2016:11387 (Quest tegen A.Hak) Octrooirecht. Exhibitie kort geding. Quest richt zich op de VS-markt van ongeveer 150 fabrieken die ruwe aardolie omzetten in eindproducten zoals benzine en diesel. Zij is houdster van Amerikaans octrooi voor '2D and 3D display system and method for furnace tube inspection'. Quest vordert exhibitie ex 843a Rv van digitale code van de broncode van Haks Frunace Piglet. Artikel 1019 Rv is niet van toepassing bij VS-octrooi. De gestelde rechtsbetrekking ex 843a Rv is inbreuk op Amerikaans octrooi. Er is geen redelijk vermoeden van inbreuk, want Quest heeft de geldigheid van de onafhankelijke conclusies van het octrooi onvoldoende verdedigd. Verzoek wordt afgewezen.
4.4. Quest Integrity baseert haar vordering overigens niet alleen op artikel 843a Rv, maar in verbinding daarmee ook op artikel 1019a Rv. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat de onderhavige zaak niet onder het toepassingsbereik van artikel 1019 Rv valt, omdat een Amerikaans octrooirecht niet onder de in dat artikel genoemde rechten valt. Dat recht valt evenmin onder het toepassingsbereik van artikel 2 lid 1 van de Handhavingsrichtlijn1, zodat richtlijnconforme uitleg van artikel 1019 Rv tot dezelfde conclusie leidt. De voorzieningenrechter baseert haar oordeel daarom (alleen) op artikel 843a Rv.
4.6. Een inbreuk op een Amerikaans octrooirecht kan voorshands oordelend als een rechtsbetrekking in de zin van artikel 843a Rv worden aangemerkt. Aan het vereiste van het bestaan van een rechtsbetrekking is voldaan indien degene die inzage, afgifte of uittreksel van bewijsmateriaal verlangt zodanige feiten en omstandigheden stelt en met het reeds voorhanden bewijsmateriaal onderbouwt, dat voldoende aannemelijk is dat inbreuk op een recht van intellectuele eigendom is of dreigt te worden gemaakt3. Voor het antwoord op de vraag wat als een “voldoende” mate van aannemelijkheid kan worden beschouwd, komt het aan op een waardering van de stellingen en verweren van partijen en de overtuigingskracht van het eventueel reeds overgelegde bewijsmateriaal. Daarbij hanteert de voorzieningenrechter - in navolging van het gerechtshof Den Haag4 - het uitgangspunt dat in ieder geval voldoende is voor toewijzing dat eiser zodanige concrete feiten en omstandigheden heeft aangevoerd dat daaruit, ook gelet op de betwisting door de wederpartij en de reactie daarop van eiser, een redelijk vermoeden van (dreigende) inbreuk kan volgen.
4.19 (...) Onder deze omstandigheden heeft Quest Integrity de geldigheid van de onafhankelijke conclusies van het octrooi onvoldoende verdedigd om de vereiste redelijke mate van aannemelijkheid van inbreuk daarop te halen. Dat betekent dat naar voorlopig oordeel niet is voldaan aan het vereiste in artikel 843a Rv van een rechtsbetrekking bestaande uit een inbreuk op de onafhankelijke conclusies. De vordering op deze grondslag zal derhalve worden afgewezen.