Gepubliceerd op donderdag 8 juni 2023
IEF 21468
Gerecht EU (voorheen GvEA) ||
7 jun 2023
Gerecht EU (voorheen GvEA) 7 jun 2023, IEF 21468; ECLI:EU:T:2023:304 (Aprile and Commerciale Italiana v EUIPO – DC Comics), https://delex.nl/artikelen/gerecht-eu-batmanbeslissing-voldoende-gemotiveerd

Gerecht EU: Batmanbeslissing voldoende gemotiveerd

Gerecht EU 7 juni 2023, IEF 21468, case T‑735/21, ECLI:EU:T:2023:304 (Aprile and Commerciale Italiana v EUIPO – DC Comics ) In 1998 heeft DC Comics het bekende Batman logo (een zwarte vleermuis in een zwartomlijnde ovaal met gele achtergrond) geregistreerd. Commerciale Italiana en haar enige aandeelhouder, de heer Aprile, heeft de EUIPO verzocht om dit merk te vernietigen omdat het inbreuk zou maken op zijn merk (een zwarte vleermuis in een zwartomlijnde ovaal met witte achtergrond), welke voornamelijk prijkte op carnavalkleding en -producten prijkte. Die vordering is afgewezen door het EUIPO, waarop Aprile naar het Gerecht is gegaan. DC Comics heeft zich in de zaak gevoegd. 

In deze zaak stellen de heer Aprile en Commerciale Italiana dat het EUIPO niet zou hebben voldaan aan haar motiveringsplicht omtrent de beslissing om het verzoek af te wijzen. De EUIPO zou niet genoeg hebben onderbouwd. Zij was namelijk tot de conclusie gekomen dat, gebaseerd op het geleverde bewijs, consumenten het logo met iets anders dan het personage van Batman associëren. Aprile en Commerciale Italiana meenden dat deze motivering niet voldoende was, omdat zij niet wist waartegen zij zich moest verdedigen. Het Gerecht geeft aan dat het belang van de begrijpelijkheid van beslissingen niet inhoudt dat elke stelling of argument van een partij exhaustief moet worden onderzocht. Een redenering mag ook impliciet zijn, zolang voor belanghebbenden en hogere instanties duidelijk is waar de beslissing zich op fundeert. Gezien de navolgbare redenering van het EUIPO was het voor appellanten mogelijk om te zien op welke overwegingen de beslissing steunde.

Het tweede belangrijke verweer van de verzoekers stelt dat het merk van Batman niet voldoende onderscheidend is. Het Gerecht herhaalt de criteria voor de validiteit van een handelsmerk. Ten eerste moet er worden gekeken naar de producten die een merk beoogt te beschermen. Ten tweede moet worden gekeken naar de manier waarop het relevante publiek naar deze producten kijkt. Om een merk te vernietigen is het aan de verzoekende partij om aan te tonen dat er een reden is om het merk te vernietigen. In deze zaak probeerden Aprile en Commerciale Italiana dat te bewerkstelligen door te bepleiten dat het merk geen onderscheidende kenmerken droeg. Het EUIPO kwam tot de conclusie dat iedereen het aangevallen logo met Batman associeert en dat de verzoekers nauwelijks tot geen dragende argumenten brachten die tot het oordeel dat er geen sprake was van onderscheidendheid konden leiden. 

Verdere gronden van Aprile en Commerciale Italiana krijgen hetzelfde oordeel toebedeeld. Telkens komt het EUIPO tot de conclusie dat er niet genoeg bewijs is aangedragen om de vorderingen te kunnen schragen. 

19      Under the first sentence of Article 94(1) of Regulation 2017/1001, EUIPO decisions must state the reasons on which they are based. That obligation has the same scope as that which derives from the second paragraph of Article 296 TFEU which requires that the statement of reasons must disclose in a clear and unequivocal manner the reasoning followed by the institution which adopted the measure in question, without it being necessary for that reasoning to go into all the relevant facts and points of law, since the question whether the statement of reasons meets those requirements must, nonetheless, be assessed with regard, not only to its wording, but also to its context and to all the legal rules governing the matter in question. That obligation, which also stems from Article 41(2) of the Charter of Fundamental Rights of the European Union, has the purpose of enabling interested parties to know the purported justification for the measure taken so as to be able to defend their rights and of enabling the Courts of the European Union to exercise their jurisdiction to review the legality of the decision in question (see judgment of 28 June 2018, EUIPO v Puma, C‑564/16 P, EU:C:2018:509, paragraphs 64 and 65 and the case-law cited).

20      However, the Boards of Appeal cannot be required to provide a statement of reasons which would exhaustively follow one by one all the arguments put forward by the parties before them. The statement of reasons may therefore be implicit, provided that it enables the parties concerned to know the reasons for which the decision of the Board of Appeal was adopted and the competent court to have sufficient information to carry out its review (see, to that effect, judgment of 25 November 2015, Soprema v OHIM – Sopro Bauchemie (SOPRAPUR), T‑763/14, not published, EU:T:2015:883, paragraph 21 and the case-law cited).

28 For a trade mark to possess distinctive character for the purposes of Article 7(1)(b) of Regulation No 40/94, it must serve to identify the goods in respect of which registration is applied for as originating from a particular undertaking, and thus to distinguish those goods from those of other undertakings (see judgment of 21 January 2010, Audi v OHIM, C‑398/08 P, EU:C:2010:29, paragraph 33 and the case-law cited).

29 The distinctive character of a mark must be assessed, first, by reference to the goods or services in respect of which registration of the mark is sought and, second, by reference to the perception which the relevant public has of them (see judgment of 29 April 2004, Henkel v OHIM, C‑456/01 P and C‑457/01 P, EU:C:2004:258, paragraph 35 and the case-law cited).