3 mei 2017
Gerecht EU: Verwarringsgevaar geen vereiste voor artikel 8 lid 5
Gerecht EU 3 mei 2017, IEF 16820; IEFbe 2188; zaak T‑681/15 (Environmental Manufacturing/EUIPO - Wolf) Verwateringsgevaar. Gevaar voor free-riding. Voor het vergelijken van de tekens moet naast de visuele, auditieve en begripsmatige aspecten gekeken worden naar de totaalindruk. Visueel zijn de tekens redelijk gelijk, auditief is er geen vergelijking mogelijk en begripsmatig zijn ze ook redelijk gelijk. Verder is er sprake van een kans op verwarringsgevaar. In voorgaande beschikkingen zijn alleen de litigieuze tekens onderzocht in het licht van artikel 8 lid 5. Het verwarringsgevaar ex artikel 8 lid 1 sub b is niet onderzocht en er zal niet verder op in worden gegaan. In voorgaande beschikkingen [IEF 14639, IEF 13223 en IEF 11342] werd alleen het probleem van verwatering en free-riding aangehaald. In die context is er geen onderzoek nodig naar het verwarringsgevaar, aangezien het bestaan van een gelijkenis tussen de betrokken tekens voldoende is. Het verzoek tot schending wordt daarom ongegrond worden verklaard. Het beroep wordt in zijn geheel afgewezen.
73. Furthermore, the applicant cannot usefully rely, in support of its arguments, on the Second Board of Appeal’s decision of 6 October 2010 relating to the signs at issue and on the subsequent judgments of the General Court and the Court of Justice.
74. In those decisions, the Second Board of Appeal of EUIPO, the General Court and the Court of Justice examined the signs at issue only in the light of Article 8(5) of Regulation No 207/2009 and did not examine them in the light of Article 8(1)(b) of that regulation as the First Board of Appeal did in the present case. The issue of a likelihood of confusion within the meaning of Article 8(1)(b) of Regulation No 207/2009 was not therefore examined in the earlier decisions, with the result that no conclusion may be drawn from them with regard to the present case. Only the issue of a risk of dilution and free-riding was addressed in those decisions. However, in that context, an examination as to the likelihood of confusion is not required as the existence of a similarity between the signs at issue is sufficient (see judgment of 20 November 2014, Intra-Presse v OHIM, C‑581/13 P and C‑582/13 P, not published, EU:C:2014:2387, paragraph 72 and the case-law cited).
75. Consequently, the applicant’s argument is ineffective.
76. In view of all of the foregoing considerations, the applicant’s plea alleging infringement of Article 8(1)(b) of Regulation No 207/2009 must be rejected as unfounded and the present action must therefore be dismissed in its entirety.