12 jun 2024
Gerecht verwerpt vordering Société du Tour de France, geen verwarringsgevaar of oneerlijk voordeel
Gerecht EU 12 juni 2024, IEF 22113, IEFbe 3752; ECLI:EU:T:2024:377 (Société du Tour de France tegen EUIPO). Société du Tour de France verzoekt bij het Gerecht om nietigverklaring van de beslissing van de Tweede Kamer van Beroep van het EUIPO van 11 juli 2022. In 2017 diende FitX Beteiligungs GmbH een aanvraag in voor een beeldmerk voor Tour de X, hierboven afgebeeld. Société du Tour de France diende hiertegen oppositie in, op basis van de oudere merken van TOUR DE FRANCE, waaronder Het Franse woordmerk dat al in 1986 ingediend werd, en EU woordmerken en figuratieve merken (eveneens hierboven afgebeeld). Société du Tour de France beroept zich voor het Gerecht op inbreuk op art. 8 lid 1 onder b en art. 8 lid 5 van verordening nr. 207/2009. Er zou volgens Société du Tour de France sprake zijn van verwarringsgevaar tussen de merken en een risico op oneerlijk voordeel getrokken uit het gebruik van het FitX Beteiligungs-merk. Daarnaast betoogt Société du Tour de France ook dat de Kamer van Beroep onvoldoende rekening heeft gehouden met hun argumenten en bewijzen.
Het Gerecht oordeelt dat de Kamer van Beroep van het EUIPO terecht heeft geoordeeld dat er geen sprake is van verwarringsgevaar in de zin van artikel 8 lid 1 onder b, aangezien de verschillen tussen de merken voldoende zijn om verwarring bij het relevante publiek te voorkomen. Hoewel beide merken de term 'tour de' bevatten, is de visuele gelijkenis laag doordat er duidelijke verschillen zijn. Ook fonetisch en begripsmatig is er weinig overeenstemming. Daarnaast heeft het gemeenschappelijke element 'tour de' weinig onderscheidend vermogen en zal het relevante publiek de merken niet verwarren. Deze vordering van Société du Tour de France kan dus niet slagen. Ook het tweede middel slaagt niet. Het Gerecht oordeelt dat het gebruik van het merk voor de aangeduide waren en diensten niet waarschijnlijk oneerlijk voordeel zou halen uit, of schadelijk zou zijn voor, het onderscheidend vermogen of de reputatie van de oudere merken. De verzoekende partij kon niet voldoende aantonen dat er een niet-hypothetisch risico bestond dat de registratie van het aangevraagde merk zou profiteren van de reputatie van de oudere merken. Tot slot oordeelt het Gerecht nog dat de Kamer van Beroep haar beslissing voldoende heeft gemotiveerd en dat er geen tegenstrijdigheden in de redenering zaten. De conclusie van het Gerecht is dat de vordering van de verzoekende partij wordt afgewezen en dat de verzoekende partij, Société du Tour de France, in de kosten wordt veroordeeld.
48. As EUIPO correctly contends, the Board of Appeal’s assessment that the expression ‘tour de’ is commonly used in the context of cycling events and competitions does not constitute a reference to the circumstances in which the goods and services in question are marketed, but a reference to the perception of the public in respect of which the inherent distinctiveness of the elements comprising the rights at issue must be examined. By contrast, the circumstances in which the goods and services in question are marketed, namely the fact that the goods are sold in self-service stores or in specialist sales outlets, with or without the aid of sales staff, were not a factor taken into account in the comparison of the rights at issue in the contested decision.
49. In addition, the fact that the Board of Appeal took account of the semantic content and of the degree of distinctiveness of the common element ‘tour de’ in the assessment of the similarity of the marks at issue is consistent with the case-law according to which the greater or lesser degree of distinctiveness of the elements common to the mark applied for and an earlier mark is one of the relevant factors in assessing the similarity of those signs (see judgment of 26 March 2015, Royal County of Berkshire Polo Club v OHIM – Lifestyle Equities (Royal County of Berkshire POLO CLUB), T‑581/13, not published, EU:T:2015:192, paragraph 41 and the case-law cited).