30 jun 2016
Handelsnaam schoenwinkel De Vries ook staken voor 'outlet shopping'
Vzr. Rechtbank Den Haag 30 juni 2016, IEF 16105; ECLI:NL:RBDHA:2016:7320 (De Vries Schoenen tegen Schoenmode De Vries)
Handelsnaamrecht. Schoenwinkel, schoenmakerij en outlet shopping. Eerder werd naamswijziging in kort geding [IEF 15121] als inbreuk ex artikel 5 Hnw aangenomen; recent staat op de Geschiedenispagina van de website en in een advertentie over outlet shopping in de regionale media deze naam weer. Verwarringsgevaar door gebruik jongere handelsnaam gelet op overeenstemming tussen de handelsnamen, de aard van de ondernemingen en de plaats van vestiging, 5 km van elkaar.
2.4.
Op 25 november 2014 is, na een wijziging van de locatie van de winkel binnen Krimpen aan de Lek, de naam van de schoenwinkel gewijzigd in ‘Schoenmode [B3] ’. Bij bepaalde uitingen werd daarbij opnieuw het onderschrift ‘Schoenmakerij [B] ’ gebruikt.2.5.
Eiseressen zijn vanwege voornoemde naamswijziging een kort geding procedure op grond van artikel 5 van de Handelsnaamwet (Hnw) begonnen tegen Schoenmakerij [B] VOF, de heer [B3] en mevrouw [B4] . Bij vonnis van 16 juli 2015 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank geoordeeld dat de gedaagden in die procedure het gebruik in het economisch verkeer van de handelsnaam ‘Schoenmode [B3] ’, al dan niet met het onderschrift ‘Schoenmakerij [B] ’, dienden te staken en gestaakt te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom (hierna: het kort geding vonnis). De voorzieningenrechter heeft in dat vonnis onder meer overwogen dat zowel in de handelsnaam ‘ [A] Schoenen’ als in de handelsnaam ‘Schoenmode [B3] ’, al dan niet met het onderschrift ‘Schoenmakerij [B] ’ de woorden ‘ [A] ’ het meest kenmerkende bestanddeel vormen. Gelet op de overige omstandigheden van het geval heeft de voorzieningenrechter voorshands geoordeeld dat sprake is van verwarringsgevaar en dat ‘Schoenmode [B] ’, al dan niet met het onderschrift ‘Schoenmakerij [B] ’, inbreuk maakt op de oudere handelsnaam ‘ [A] schoenen’.4.7.
Niet in geschil is, zoals de voorzieningenrechter overwoog in het kort geding vonnis, dat de handelsnaam ‘ [A] Schoenen’ sinds 1990 wordt gevoerd en dus ouder is dan de door gedaagden gebruikte handelsnaam, dat de aard van de ondernemingen dezelfde is, namelijk de detailhandel in schoenen, dat de ondernemingen op 5 km van elkaar gevestigd zijn en dat de ondernemingen zich beide richten op hetzelfde publiek, te weten het algemene publiek in de Krimpenerwaard. Ook niet in geschil is dat het publiek mogelijk kennis heeft van het feit dat de ondernemingen worden gedreven door twee broers waardoor het publiek eerder zal aannemen dat de ondernemingen aan elkaar gelieerd zijn.4.8.
Alle hiervoor genoemde omstandigheden in aanmerking nemende, is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat er gevaar voor verwarring te duchten is als bedoeld in artikel 5 Hnw als gevolg van het gebruik van de handelsnaam ‘Schoenmode Krimpen - Schoenmakerij [B] ’ door gedaagden.4.11.
Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is het gebruik van de handelsnaam ‘Schoenmakerij [B] ’ dan wel ‘Schoenmakerij [B3] ’ inbreukmakend voor zover die handelsnaam wordt gebruikt voor een onderneming in de Krimpenerwaard die (ook) schoenen verkoopt. De voorzieningenrechter licht dit hierna toe.
4.13.
Op dezelfde gronden als hiervoor overwogen, is sprake van handelsnamen die in aanzienlijke mate met elkaar overeenstemmen. Vast staat verder dat het hier gaat om twee in dezelfde plaats gevestigde ondernemingen die zich richten op het algemene publiek in de Krimpenerwaard. Ook hier geldt dat het publiek mogelijk kennis heeft van het feit dat de ondernemingen worden gedreven door twee broers waardoor het publiek eerder zal aannemen dat de ondernemingen aan elkaar gelieerd zijn.4.14.
Partijen verschillen van mening over het antwoord op de vraag of sprake is van ondernemingen van gelijke aard. De voorzieningenrechter is voorshands met eiseressen van oordeel dat de verkoop van schoenen door gedaagden niet als ondergeschikte nevenactiviteit kan worden beschouwd. Gedaagden vermelden zowel op de website van Schoenmode Krimpen – Schoenmakerij [B] VOF als in advertenties dat Schoenmakerij [B] VOF in Lekkerkerk een schoenen outlet exploiteert. Zo wordt op de website bij een verwijzing naar Schoenmakerij [B] VOF niet alleen gewezen op schoenreparatie maar wordt ook nadrukkelijk de outlet genoemd: “(…) Ook vindt u hier de schoenenoutlet met een groot een groot assortiment aan schoenen (…) ” (zie 2.7). In reclame-uitingen van Schoenmakerij [B] VOF adverteert zij met een aanbod van “500 paar damesschoenen, laarsjes en sandalen” tegen hoge kortingen tot wel 70%. De schoenherstelwerkzaamheden worden in de advertentie pas in de laatste regel genoemd (zie 2.10). Tijdens de zitting hebben gedaagden desgevraagd toegelicht dat in de schoenwinkel in Krimpen aan de Lek zo’n 1.000 paar schoenen uitgestald staan ten opzichte van zo’n 500 paar in de schoenmakerij in Lekkerkerk. De voorzieningenrechter acht de aantallen paar schoenen waarmee Schoenmakerij [B] VOF adverteert en die zij ook in haar pand te koop aanbiedt van meer dan een commercieel verwaarloosbare omvang. De aard van de onderneming van gedaagden in Lekkerkerk is dan ook veranderd van uitsluitend schoenmakerij in schoenmakerij en schoenwinkel. Zodoende stemt de aard van beide ondernemingen in ieder geval deels overeen. Of ook voor wat betreft de schoenmakerij activiteiten sprake is van een zekere verwantschap kan in het midden blijven nu die activiteiten geen onderwerp van geschil zijn.